13 AUGUSTUS 1970.
624.
de grote berg waarover de heer Van Duijl heeft gesproken. Het gespro
kene in die vergaderingen is woord voor woord genotuleerd, opdat niets
ons zou kunnen ontgaan en opdat wij daar zo dat nodig mocht blijken
altijd op zouden kunnen teruggrijpen, hetgeen nooit noodzakelijk is
geweest. Wanneer wij iets hebben geschreven in de geest van dat het
nu is afgelopen met de commissies, dan bedoelen wij daarmee dat
het nu naar onze mening afgelopen moet zijn met het eindeloos, avon
den lang vergaderen met 20, 25 man. Met de mensen van Van Heug-
ten er bij waren het er soms wel 30. Dat wil niet zeggen - dat staat
ook duidelijk in het rapport en daar mag geen misverstand over be
staan - dat de commissies niet op de hoogte zouden worden gesteld
van de verdere gang van zaken. Zij dienen alsnog op de hoogte te
worden gesteld van de rapporten die al verschenen zijn en die nog zul
len verschijnen met betrekking tot de corrosie, die vrij sterk is opgetre
den in Wisselaar. Wij hadden die vooral in Upelaar verwacht, maar het
bleek vooral het geval te zijn in Wisselaar. Uiteraard zullen de com
missies daarvan in kennis worden gesteld en bovendien zal met de
commissie die zich speciaal bezighoudt met de belangen van de 62
eigenaren van premie woning en in Upelaar contact moeten blijven be
staan in verband met, zoals onder punt 3 van het voorstel vermeld is,
het treffen van een regeling met deze eigenaars. Als ik het goed be
grepen heb sluit de raad zich aan bij de principes die in die regeling
zijn vastgelegd, men vindt die aan het einde van het rapport. De uitwer
king daarvan moet echter nog plaatsvinden en daar moet nog met die
mensen over worden gesproken. Ik moet dan ook eerlijk bekennen dat
het mij vanmorgen ook wat pijnlijk heeft getroffen, hoewel dat misschien
wat sterk is uitgedrukt, in de krant te moeten lezen dat er nu een werk
groep is die het met meerdere zaken niet eens is. Ik moet u er van in
Kennis stellen dat deze groep een brief heeft gericht tot burgemeester
en wethouders, die vanmorgen hier is binnengekomen. Deze brief
heeft het college dus nog niet bereikt, want dat kan pas gebeuren in
de vergadering van a. s. dinsdag. Er is echter wel een afschrift van
deze brief gestuurd aan de leden van de raad der gemeente Breda.
Daar hebben wij de raad ook niet meer van op de hoogte kunnen stel
len, maar ik geloof dat dat ook niet zo belangrijk is. Ik zeg niet dat
de ondertekenaars van die brief niet belangrijk zijn. Ook de inhoud van
de brief zal wel belangrijk zijn, maar toch niet zo belangrijk dat wij
zouden moeten aarzelen op grond daarvan u het besluit te laten nemen
dat wij voorstellen. Er wordt namelijk in gesteld dat de commissies blij
ven voortbestaan, dat zij zullen worden ingelicht over de corrosie en
over de rapporten van het instituut voor watervoorziening K.I. W. A.ter
wijl verder in die brief staat dat men bijzonder bezorgd is dat de terrein-
verliezen die als gevolg van die corrosie ontstaan in de tarieven van de
warmtelevering zullen worden doorberekend. Ik meen de betrokkenen
op dat punt direct gerust te kunnen stellen: dat heeft er totaal niets mee
te maken en is van geen enkele invloed op de prijs van de geleverde
warmte. Ik meen dat wij er als college verstandig aan doen dit schrij
ven in onze eerstvolgende vergadering te behandelen en dan met de
werkgroep te gaan praten teneinde deze zaak in pais en vree op te los
sen.
Verder is er een brief gekomen van degenen met wie wij de laatste