13 AUGUSTUS 1970. 626. de buizen en terreinleidingen door middel waarvan de warmte vanuit de verwarmingsbron wordt toegevoerd, tot en met de blokafsluitkraan". Ik meen dat dit, zoals ik ook in de afdelingsvergadering heb gesteld, aan het voorstel als zodanig niets behoeft te veranderen, maar dat het wel zaak is dit punt nog eens terdege op zijn juridische merites te be kijken, juist met betrekking tot de 62 premiekoopwoningen waarbij het van groot belang kan zijn. Ik heb dit ook toegezegd en zal er in het college ook nog eens de nadruk op leggen dat deze zaak nog eens goed wordt bekeken. De heer Melzer heeft verder gevraagd wat de gemeente kan doen tegen degene die onbevoegd met zijn vingers aan de installatie zit. Hetzelfde geldt natuurlijk voor mensen die met hun vingers aan alle mogelijke andere installaties van de gemeente zitten, die moeten daar vanzelfsprekend voor worden gestraft. De gemeente zal er echter in de eerste plaats zelf voor moeten zorgen dat die installaties zodanig zijn gemaakt dat onbevoegden er niet bij kunnen. Het is duidelijk dat de heer Melzer het oog heeft op de vijf afsluiters bij de premiekoopwo ningen, die zodanig zullen moeten worden geïnstalleerd dat onbevoeg den er niet bij kunnen. Ik heb de heer Melzer in aanwezigheid van de directie van het energie- en waterbedrijf de toezegging gedaan dat dit zonder meer zal gebeuren, zo het niet al gebeurd is. De heer Kroon heeft nog even gewezen op de aansprakelijkheid van de installateur. Ik meen echter dat wij, met uitzondering van een punt, het opnieuw inregelen van de installaties, met hetgeen wij hier voorstellen niet bij de installateur terecht kunnen. Deze dingen zijn indertijd niet als eis gesteld en kwamen niet in de bestekken voor. Ik meen dan ook dat wij niet ver zouden komen bij de installateur, hoe wel ik moet zeggen dat wij van die kant alle mogelijke medewerking ondervinden. Wij zullen er echter met de installateur over praten, zo als trouwens in het verleden ook al meerdere malen is gebeurd. Ik meen dat ik hiermee de hoofdpunten wel heb behandeld en wacht verder zonodig graag de tweede instantie af. De heer WOESTENBERG: Ik zal niet terugkomen op het feit dat de K. V. P. geen alarm sloeg terwijl er allang een rapport was. Dat is pas aan de orde gekomen nadat wij dit hadden geëist tijdens die bijeenkomst in de Menswordingskerk. De wethouder gaat echter wel voorbij aan mijn vraag of het gerucht waar is dat er mogelijk toch nog een of meer wijken, misschien door overmacht, midden in de winter in de kou zullen zitten omdat men dan nog niet klaar is. Wethouder GIELEN: De heer Woestenberg zou het mij iets gemak kelijker maken wanneer hij mij zegt wat hij bedoelt. Hij stelt dat er misschien ergens een wijk in de kou komt te zitten, maar het is voor mij verschrikkelijk moeilijk daar antwoord op te geven, want ik weet niet over welke wijk hij het heeft. Het is mij namelijk niet bij geruch te of op andere wijze bekend dat er nog een aantal woningen zou zijn waarvan de bewoners in de kou zullen zitten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 626