13 AUGUSTUS 1970. 628 de jaarstukken nog eens op nagekeken en het heeft mij gefrappeerd dat het bestuur stelt dat alle colleges van burgemeester en wethouders van de in deze stichting-deelnemende gemeenten van oordeel zijn dat de homogeniteit van hun gezamenlijke belangen doorgaans gering was. Dit is wel zeer typerend en daarom merkt men ook op dat de oprich ting van een met bestuurlijke bevoegdheid uitgerust samenwerkingsor gaan voor geheel West-Brabant onmogelijk zal zijn, althans ten stel ligste wordt afgeraden. Het is dan ook zeer juist dat dit, hoewel dat aanvankelijk niet de bedoeling was, nog slechts een zuiver studieorgaan is. Wij zijn met de omzetting die destijds heeft plaatsgevonden akkoord gegaan, zij het dat ik ook toen enkele kanttekeningen daarbij heb geplaatst. Een gevolg van dat besluit is naar mijn mening dat wij nu zeer zeker de gevraagde subsidie zullen moeten verlenen. Ik ben er dan ook van over tuigd dat dit orgaan ook als studieorgaan voor geheel West-Brabant en voor de aangesloten gemeenten van belang kan zijn. Ik hoop alleen dat, maar daarop kom ik straks bij een ander voorstel misschien nog terug, in bepaalde regio's wel de mogelijkheid zal blijken te bestaan om te komen tot bestuurlijke samenwerkingsverbanden met meer ho mogeniteit. Mogelijk kunnen deze regio's te zijner tijd dan nog eens worden gebundeld in dit instituut en kunnen zij profiteren van de stu dies die worden verricht. De heer VON SCHMID: Men zou bij lezing van dit stuk kunnen stellen dat het een zeer loffelijk streven is om in. gewestelijk* verband tot de instelling van een dergelijk instituut te komen. Ik moet daar echter direct aan toevoegen dat de vraag die de heer Van der Werff heeft gesteld mij ook zeer belangrijk voorkomt, namelijk of de raden van de aangesloten gemeenten steeds op de hoogte zullen worden ge houden van het denken en informeren en het overleg dat in dat gewest plaatsvindt. Men zou er zelfs de vraag aan kunnen verbinden of dit in de huidige ontwikkeling, nog .wel voldoende is» Afgezien van de vraag of dit voor geheel West-Brabant realiseerbaar is of dat het in de toe komst alleen maar voor bepaalde regio's.een praktische uitwerking zal hebben.,-is dat gewestelijk denken mijns inziens heel belangrijk om ervoor te zorgen de procincie Noord-Brabant en de plaats van Breda daarin tot voldoende ontwikkeling komt. Mijn vraag in dit verband is dan ook of het geen aanbev.eling.verdient aan dat overleg ook afge vaardigden van de gemeenteraden te laten deelnemen. Dit zou bete kenen dat het niet alleen een zaak is van de colleges, het zou ook be tekenen dat vanuit die raden - die immers nog altijd geacht worden uit de kiezers te zijn voortgekomen - allerlei denkbeelden die op dat gebied leven gemakkelijker tot de colleges kunnen doordringen. Bo vendien zouden die gemeenteraadsleden bij de debatten die daarop volgen in de raden met kennis van zaken over de rapporten kunnen spreken en de problemen kennen waarmee men in de verschillende plaatsen te kampen heeft. Waarschijnlijk kom ik hier straks nog op terug, maar ik wil het hier wel even noemen. De laatste bijeenkomst in Prinsenbeek bijvoorbeeld, waarbij ook leden van de gemeenteraad van Breda aanwezig waren, heeft mijns inziens wel duidelijk gemaakt dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 628