629.
13 AUGUSTUS 1970.
er nog steeds sprake is van spraakverwarring en dat het soms moeilijk
is tot bepaalde ideeën te komen. Juist echter omdat dit steeds meer
op gang komt zou men daarom de vraag moeten stellen of er geen
plaats dient te zijn voor een meer actieve deelname van althans een
afvaardiging van de gemeenteraden in dit overleg- en informatiecen
trum West-Brabant. Gaarne zal ik vernemen hoe het college hierover
denkt.
De heer SP ANJER: Ik kan mij herinneren dat wij in het verleden nogal
eens sceptisch stonden tegenover de toenmalige stichting Welvaartsbevor
dering West-Brabant. Na de omzetting daarvan in de stichting overleg-
en informatiecentrum West-Brabant zijn wij wat optimistischer geworden.
Ik meen echter dat wij in 1969 niet zoveel van deze stichting hebben
gehoord in de vorm van rapporten, maar dat zou een gevolg kunnen
zijn van het onderzoek van het E.T.I.N. naar de ontwikkelingsmoge
lijkheden van werkgelegenheidsbronnen, waarvan ii schrijft dat dit nog
in 1970 voortduurt en dat de eerste interimrapporten aan de stichting
zijn uitgebracht, nog niet zover is afgerond dat de raad daarover al
rapporten heeft kunnen ontvangen. Ik neem aan dat deze rapporten
te zijner tijd wel aan de raad zullen worden voorgelegd.
Verder heb ik op de tweede bladzijde van het voorstel een punt
gevonden dat naar mijn mening zeker van bijzonder belang is orrr ge
zamenlijk te bestuderen en misschien ook gezamenlijk aan te pakken
in West-Brabant, namelijk het vraagstuk van de verwijdering en ver
werking van vast huis- en bedrijfsvuil. Vooral dit laatste hangt name
lijk bijzonder nauw samen met de milieuhygiëne en ik meen dat dit
wel van zodanig belang is dat hiernaar een gezamenlijk onderzoek mag
worden ingesteld.
Vervolgens wordt in het voorstel gezegd dat er aandacht zal wor
den geschonken aan de recreatieve ontwikkeling en ook dat vind ik
een zeer belangrijke zaak om voor een groter gebied en met meerdere
gemeenten tezamen te behandelen. Waar verder nog gesproken wordt
over de begroting en de toelichting op de begroting, waarin wordt ge
waagd van andere activiteiten, komt het mij voor dat er echt nog wel
wat te doen is. Om deze reden vind ik dan ook dat wij zeer zeker moe
ten instemmen met de voortzetting van dit overleg- en informatiecen
trum, zodat ik gaarne akkoord ga met de verlening van het gevraagde
subsidie.
De VOORZITTER: Ik wil graag een poging doen de verschillende
opmerkingen en vragen te beantwoorden, De raad is gedoken in het
verleden van deze stichting die in 1968 haar huidige vorm van over
leg- en informatiecentrum heeft gekregen. Men zal zich herinneren
dat men zich in het verleden had voorgesteld dat de W. E. B. een sterk
orgaan zou zijn, gebaseerd op de colleges van burgemeester en wethou
ders en wellicht ook op de gemeenteraden, van waaruit alle mogelijke
activiteiten te verwachten zouden zijn. Ik meen dat wij eerlijk moeten
erkennen dat gebleken is dat voor 1968 zo'n sterk orgaan met bepaal
de bevoegdheden niet haalbaar was en om die reden hebben wij met ons
voorstel van juni 1968, dat door enkele sprekers is aangehaald, besloten