13 AUGUSTUS 1970.
630.
in overeenstemming met de andere gemeenten tot een veel lichtere
vorm van een overleg- en informatiecentrum te komen. Het resultaat
daarvan is dat er twee jaar lang in dat orgaan is gewerkt en uit de stuk
ken die ter visie hebben gelegen en ook uit dit voorstel heeft men kun
nen zien dat daar toch wel iets van terecht is gekomen. Aanstaande
maandag zal het bestuur weer vergaderen over het economisch onder
zoek - ik kom daar straks nog op terug -, de vraagstukken die verband
houden met de vuilverwij.dering, de samenwerking op het terrein van
de recreatie, het streekvervoer, alsmede over de problemen op het
gebied van de ruimtelijke structuur. Zoals men weet is er een streek
plan voor West-Brabant opgesteld. De invloed van het overleg- en in
formatiecentrum is op dit punt - ik erken dat de stichting wat dit be
treft gefaald heeft - niet zo groot gebleken dat men een uniform ge
luid kon laten horen over dit streekplan bij het provinciaal bestuur.
Een tweede uitermate belangrijk rapport dat aan de orde is, is de
structuurschets voor de Rijnmond, dat ook door het college van gedepu
teerde staten van Zuid-Holland is behandeld. Dit vraagstuk heeft bij
zonder zwaarwegende consequenties voor West-Brabant. Dit rapport
zal binnenkort ook op de agenda van de vergadering van deze stich
ting staan en ik heb toch wel enige hoop dat met betrekking tot de
enorme vraagstukken die in dit structuurplan aan de orde zijn - het
rapport wijst daarbij ook heel duidelijk op de positie van West-Brabant -
men erin zal slagen tot een enigszins gelijkluidend oordeel te komen.
Het is daarom mijns inziens alleszins redelijk en aanvaardbaar dat het
overleg in deze lichte structuur op deze wijze is begonnen.
De heer Van der Werff heeft gesproken over een mentale schaal
vergroting.
De heer VAN DER WERFF: Daarover hebt u in januari ook gespro
ken in uw nieuwjaarsrede tot deze raad.
De VOORZITTER: Maar u hebt er nu over gesproken, daar kunnen
wij het toch over eens zijn! Elk op zijn beurt!
Men zou, ideaal redenerend op dit moment, kunnen zeggen dat
West-Brabant niet zo verschrikkelijk groot is, zodat het toch mogelijk
zou moeten zijn tot een sterke samenwerking te komen. Ik geloof echter
toch te moeten zeggen dat de schaal van die samenwerking, vooral van
de mentale samenwerking, te dun is. Men is in West-Brabant nog niet
tot die harde, duidelijke samenwerking in staat. Dat is naar mijn ge
voel een gevolg van het feit dat er, ondanks dat er alle mogelijke
dingen gebeuren, geen duidelijke doeleinden zijn die- gemeenschappe
lijk behandeld kunnen worden. Daarnaast zit het natuurlijk ook in het
feit dat er een sterke divergentie is en kan zijn van belangen. Dan
zit er nog een derde aspect aan en wel dat er gerechte twijfel mag
bestaan aan de organisatie zelf, waarvan men zich zou kunnen voor
stellen - maar dat komt wellicht nog aan de orde bij punt 23 van de
agenda, wanneer wij over de intergemeentelijke samenwerking_spre-
ken - dat nadere bezinning ertoe zou kunnen leiden dat die dunne en
breekbare schaal zou kunnen worden gebaseerd op de regionale samen
werkingsverbanden. Ik geloof dat wanneer men zo ver zou kunnen ko-