631. 13 AUGUSTUS 1970. men, een stichting als deze ook meer te betekenen zou hebben. Er zijn nog enkele zeer concrete vragen gesteld. De heer Span- jer kan ik zeggen dat het economisch onderzoek doorgaat, ik verwacht dat dit binnen enkele maanden op een of andere manier kan worden af gesloten. Ik heb dezer dagen daarnaar geïnformeerd bij het E.T.I.N. dat het rapport prepareert en ik kan dan ook de stellige verwachting uit spreken dat dit niet al te lang meer zal duren. De vuilverwerking is een zeer belangrijke zaak. Men weet dat de stichting daarover rapport heeft uitgebracht. Ook de gemeente Breda heeft daar vanzelfsprekend veel belang bij, misschien zullen wij voor de oplossing van dit probleem naar het oosten moeten kijken. Dit zijn echter allemaal vraagstukken die in deze stichting nu toch enige, gestalte hebben gekregen. De heer Van der Werff heeft evenals de heer Von Schmid nog een opmerking gemaakt over de rapporten. Ik meen te mogen zeggen - dat is ook de intentie van het bestuur van de stichting - dat deze rapporten wanneer zij gereed zijn de gemeenteraden zullen bereiken. Ik geloof dat het zelfs mogelijk moet zijn op een of andere manier de tussenrapporten ter kennis te brengen van degenen die daar belangstelling voor hebben. Het punt van de acquisitie, waarnaar de heer Van der Werff heeft ge vraagd, schuif ik even van mij af. Het bestuur van de stichting heeft nog niet definitief besloten ook dat deel aan het E.T.I. N. op te dra gen en ik wil daarover dan ook graag eerst nog intern in het bestuur spreken, waarbij dan ook het vraagstuk van de tonnen van Coppes aan de orde zal zijn. Ik wil dus een voorbehoud maken met betrekking tot de betekenis van dit deel van het rapport voordat de opdracht aan het E.T.I.N. wordt gegeven. Ik meen hiermee tevens ten dele de vragen van de heer Von Schmid te hebben beantwoord. Deze heeft verder gevraagd of er niet moet worden gestreefd naar afvaardigingen van de gemeenteraden in het bestuur van de stichting. Ik moet de heer Von Schmid daarop twee dingen antwoorden. In de eerste plaats bieden de statuten van de stich ting op het moment daartoe geen mogelijkheid, waarop men dan na tuurlijk weer kan zeggen dat die statuten dan nodig moeten worden veranderd. De tweede opmerking is dat het oude W. E.B. een orgaan bevatte waarin die inspraak in een groot college eens in de zoveel tijd - naar ik meen eens in het halfjaar en later eens per jaar - wel plaatsvond. Dat is geen geweldig succes gebleken, hetgeen echter niet hoeft te betekenen dat een nieuwe poging om de raden erbij te betrekken ook geen succes zou hebben. Ik ben gaarne bereid dit in het bestuur te bespreken. Overigens meen ik dat wij er toch van uit moeten gaan dat alle stukken die op dit orgaan betrekking hebben in mededelingen van burgemeester en wethouders worden neergelegd en dat de raad dus op gezette tijden de nodige informatie kan krijgen, zoals in het verleden ook is gebeurd. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 13. PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDHIS OP DIVERSE VERZOEKEN VAN SCHOOLBESTUREN OM MEDEWERKING OP

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 631