635. 13 AUGUSTUS 1970. steekvlam wordt dan weliswaar gedoofd, maar een grote massa van het materiaal vliegt omhoog. Ik betwijfel of wie dan ook het prettig zou vinden als hij een buurman had die zou zeggen: "Mijn huis is nu zo goed geconstrueerd, dat als er brand komt de vlammen onmiddel lijk gedoofd worden, alleen liggen het dak en de meubels overal op straat". De heer VAN DER WERFF: Mag ik u even interrumperen? De heer VON SCHMID: Nou nee, liever niet! De VOORZITTER: Dan doet u het ook niet, is het niet, mijnheer Van der Werff? De heer VAN DER WERFF: Natuurlijk niet, zo ben ik well De heer VON SCHMID: Misschien wilde u Nero er wel bij halen, maar dat kunt u misschien straks nog doenl Een ander punt in het preadvies dat aandacht verdient is het vol gende. Er wordt namelijk gesteld dat er in het geval dat er gevaar zou zijn, een oplossing zou moeten worden gevonden in de zin van verwijdering van de opslagplaats, hetgeen echter niet mogelijk is in verband met het gevaarlijke transport. Daaruit blijkt meteen wel hoe gevaarlijk collodiumwol is. In dat verband heeft de heer Kramer de zeer juiste vraag gesteld hoe de fabrikant de collodiumwol dan bij de fabriek krijgt. Men stelt echter dat men er toch niets aan kan doen, ook al zou dat gevaar er zijn, omdat men dan aan de fabriek zou moe ten vragen hetzij de opslagplaats weg te doen, dan wel al of niet vrij willig het gehele complex te verhuizen. Ik wil hierbij direct voorop stellen dat de Teolinfabriek er natuurlijk niets aan kan doen dat er omheen is gebouwd. Oorspronkelijk stond de fabriek buiten de be bouwde kom, dus is het bedrijf niet schuldig aan het feit dat dit nu niet meer het geval is. De overheid heeft blijkbaar geen wettelijke mogelijkheden om de fabriek te verplichten op te stappen, dus de mogelijkheid had zelfs bestaan dat er in het stuk had gestaan: er is ge vaar, maar wij kunnen er niets aan doen want het kost teveel geld om de fabriek te verplaatsen. Dat zou namelijk gecompenseerd moeten worden. Nu wordt er gesteld dat er geen gevaar is, maar daarbij kan men wel de vraag stellen of men niet eerder tot die conclusie komt omdat men in het tegenovergestelde geval toch zou moeten zeggen dat er niets aan te doen is omdat dat te duur is. De indruk zou dus kunnen bestaan - die is ook hier en daar gewekt - dat er verband be staat tussen de verklaring dat er geen gevaar is en het feit dat er, als er wel gevaar is, toch geen geld is om er iets aan te doen. Vervolgens komt er nog een principieel punt aan de orde, name lijk de luchtverontreiniging en de stank. In het preadvies staat dat er enkele klachten zijn geweest, maar dat het onderzoek van die klach ten niet heeft aangetoond dat de hinder van de fabriek kwam. Inmid dels hebben omwonenden mij verteld dat er nog veel meer klachten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 635