13 AUGUSTUS 1970.
640.
de volgende voorwaarden te verbinden". Daarna volgt dan een opsom
ming van de voorwaarden die aan de vergunning verbonden moeten
worden. Ik geloof dat het voor het college van burgemeester en wet
houders een bijzonder moeilijke zaak zou worden in afwijking van dit
advies de vergunning te weigeren. Overigens moet ik erop wijzen dat
wanneer burgemeester en wethouders dat zouden doen - wat zij niet
voornemens zijn - dezelfde procedure zou volgen, maar dan in een
andere volgorde, want men voelt natuurlijk wel dat wanneer wij de
vergunning niet zouden verlenen niet degenen die klagen, maar de
gene aan wie de vergunning wordt geweigerd in beroep gaat tot en met
de Kroon. De procedure in het kader van de hinderwet zal zich dan
ook wel, hoe dan ook, tot en met de Kroon voltrekken, waarmee
mijns inziens de rechtszekerheid van alle betrokkenen voldoende is
gegarandeerd. Ik meen zelfs te mogen zeggen dat - met alle respect
voor de raad overigens - de beoordeling van de vraag of een derge
lijke vergunning al of niet kan worden verleend zo moeilijk is, ook
technisch, dat het nauwelijks voorstelbaar is dat er één gemeenteraad
in Nederland zou zijn die over de kwaliteit en de gekwalificeerde ken
nis beschikt om daarover een zinnig besluit te nemen. Ik denk dat dit
ook de reden is dat deze procedure is ingesteld dat niet de raad daar
over behoeft te beslissen.
Wij zijn het er allemaal over eens dat de opslagplaats voor col-
lodiumwol een element van gevaar in zich bergt, maar dit is niet
het enige produkt in Breda waarvan de verwerking gevaar oplevert en
in al deze gevallen zal moeten worden voldaan aan de eisen die door
degene die de hinderwetvergunning verleent worden gesteld.
Ik heb mij laten vertellen - maar ik ben evenzeer een leek als het
overgrote deel van deze raad, zoals de heer Woestenberg ook heeft be
vestigd met zijn opmerking - dat men toch wel onderscheid moet ma
ken tussen de explosie van collodiumwol en van bijvoorbeeld nitrogly
cerine of dynamiet. De werking schijnt te zijn dat er inderdaad een
belangrijke volumevergroting plaatsvindt, waardoor het dak dus wordt
weggeblazen, terwijl het effect van de brand vergelijkbaar schijnt te
zijn - ik heb het ook maar van horen zeggen - met het aansteken van
kruit, waarbij snel een vlam ontstaat die echter ook vrij snel weer
dooft. Als men mij vraagt of het niet beter zou zijn wanneer de fa
briek niet stond waar die nu staat, niet alleen vanwege de collodiumwol
maar ook om andere verschijnselen, dan geloof ik dat daar alleen maar
bevestigend op kan worden geantwoord. Ik geloof echter dat wij in al
le realiteit moeten uitgaan van de bestaande toestand zoals die is ge
groeid. Dat is ook het misverstand dat ik bij enkele raadsleden, voor
al bij de heer Von Schmid, heb beluisterd, namelijk dat men van me
ning is dat de reden dat men het maar laat voortbestaan wel eens ge
legen kon zijn in een gebrek aan middelen. Ik meen dat men hetgeen
daarover is gezegd zo moet zien: het bedrijf is er, het heeft een hin
derwetvergunning en men mag dus ter plaatse het bedrijf uitoefenen.
Nu zouden er redenen moeten zijn voor de gemeente om los van de
hinderwet toch van oordeel te zijn dat het bedrijf moet worden ver
plaatst. Dat zou dan primair betekenen dat er vrijwillig een overeen
komst moet worden gesloten, waarvoor de medewerking van het