649.
13 AUGUSTUS 1970.
van de colleges van burgemeester en wethouders. De collegevergade
ringen zijn niet openbaar en dat in analogie daarmee deze zaak ook
nog niet volledig aan de openbaarheid zal worden prijsgegeven, maar
dat men daarover wel van gedachten wil wisselen. Ik meen dat het
goed zou zijn als de raadsleden van de gemeenten die aan het overleg
deelnemen als toehoorder op deze vergaderingen aanwezig zouden kun
nen zijn. Het zal u evenals mij bekend zijn dat de leden van de nieu
we gemeenteraden die op 1 september hun intrede zullen doen staan
te popelen. Zoals wij uit persberichten hebben kunnen vernemen kon
den zij niet langer wachten en zijn zij al begonnen met een bepaald
overleg en met het formeren van werkgroepen, enz. Het lijkt mij daar
om alleen maar juist wanneer er openbaarheid komt, zodat al die raads
leden die nu al trachten te komen tot de vorming van werkgroepen al
vast kennis kunnen nemen van de gang van zaken zoals die tot dusver
geweest is en in de naaste toekomst zal zijn. Wanneer men te zijner
tijd overgaat tot institutionalisering van het overleg zullen daar onge
twijfeld ook leden van de nieuwe gemeenteraden bij betrokken zijn
en dan hebben die alvast een goede leerschool gehad.
De heer SP ANJER: Ook ik ben ingenomen met het feit dat het over
leg met de omringende gemeenten weer op gang is gekomen. Uit hetgeen
gesteld is bovenaan pagina 2 blijkt echter wel dat er verschil van mening
is tussen twee groepen, te weten Etten-Leur en Oosterhout enerzijds en
de andere gemeenten aan de andere kant. Etten-Leur en Oosterhout
staan op het standpunt dat geheel West-Brabant moet worden gezien
als de schaal waarop samenwerking moet plaatsvinden, enz.terwijl
u stelt dat de overige gemeenten mondeling en schriftelijk hebben mee
gedeeld dat zij dit standpunt weliswaar niet verwerpen, maar dat zij
toch van mening zijn dat zij niet hebben ervaren dat de onderlinge samen
hang van de gemeenten in West-Brabant beschouwd kan worden als een
eenheid waarvoor de vorming van een stads- of een streekgewestelijke
structuur thans mogelijk is. Ik leg een beetje de nadruk op dat woord
"thans", want men zou natuurlijk kunnen zeggen dat het vreselijk ver
velend is dat zij het niet allemaal eens zijn, maar aan de andere kant
is het misschien helemaal niet zo erg dat men in het begin wat kritisch
tegenover elkaar staat, omdat daardoor misschien de geesten worden
gespitst. Ik geloof dat daaruit het nodige goede kan voortkomen. Toe
vallig heb ik vandaag iets gelezen over een wetsontwerp dat in voorbe
reiding is over de vorming van gewesten, waarmee dan stads- en streek-
gewesten worden bedoeld. Daarin is het blijkbaar de bedoeling dat dit
door de gemeenten op vrijwillige basis gebeurt en dat dit niet door de
landelijke overheid kan worden opgelegd. Men kan er natuurlijk ver
schillend over denken of dat nodig is of dat het beter is zoals het nu
schijnt te gaan worden, maar een ding is wel zeker: wanneer het vrij
willig moet gebeuren, dient er wel sprake te zijn van eensgezindheid.
Daarmee kom ik terug op het begin van mijn betoog. Die eensge
zindheid is er nu nog niet, maar dat is niet erg want als die eensge
zindheid er nu wél zou zijn maar op een oppervlakkige wijze, zou
dat later aan de orde komen. Wanneer men dan aan het begin zou
hebben besloten over te gaan tot de vorming van een streekgewest zou