13 AUGUSTUS 1970. 654 bijeenkomst van raadsleden - want daar gaat het in dit geval over - liever van een oordeel onthouden. De heer Von Schmid spreekt over drie cirkels: een cirkel met de P.T.T. -gemeenten, de cirkel die in het overleg aan de orde is en de cirkel van geheel West-Brabant. Ik meen te moeten zeggen dat die tweede cirkel essentieel is in onze gedachtengang. Wij hebben in het verleden altijd en zeer duidelijk geopteerd voor een samenwerking met zeven randgemeenten. Ik heb er de verslagen op nagelezen en uw raad heeft altijd, reeds in 1962, gezegd dat men een samenwerking wenst met zeven randgemeenten. Dat is niet doorgegaan. Nu is deze vorm gekozen, waarin die onderlinge relaties naar ons gevoel zeer duidelijk aantoonbaar zijn en ik moet eerlijk zeggen dat een afsplitsing naar de kleine cirkel van de heer Von Schmid mij op dit moment niet of nau welijks acceptabel lijkt. Dat wil niet zeggen dat er niet in bilateraal overleg met de gemeenten zou moeten worden gesproken. Dat overleg vindt in feite plaats met Prinsenbeek over de Haagse Beemden en bij de contracten die daarover moeten worden gesloten en wij hopen ook dat dat overleg zal vorderen. Ik sluit ook bepaald niet uit dat er in de toekomst bilateraal overleg zal moeten plaatsvinden met bijvoorbeeld Nieuw-Ginneken, Etten-Leur en Oosterhout, maar het voordeel van deze vorm vind ik juist dat men ook op deze schaal, in dit relatiepatroon leert denken. Ik pleit dan ook vurig voor het overleg op dit niveau met die dertien gemeenten, uitgebreid met Chaam, Baarle-Nassau, Zun- dert en Dussen en - zij het helaas nog niet op dit moment - met Etten- Leur en Oosterhout. Wat dat laatste betreft blijf ik hopen dat het zal lukken. Ik geloof dat daar op den duur wel kans toe is, omdat de ar gumenten van Etten-Leur en Oosterhout zijn dat men denkt aan die grote verbanden en ik heb straks al gezegd dat die grote verbanden naar mijn gevoel juist door hier mee te praten na verloop van tijd van de grond zullen kunnen komen. De heer KROON: Ik ben heel blij met uw toezegging dat u mijn suggestie aan de orde wilt stellen in de aanstaande vergadering van de colleges van burgemeester en wethouders. Ik ben daarmee tevre den en ik hoop dat net resultaat zal opleveren. Vervolgens wil ik even terugkomen op de cirkels die de heer Von Schmid heeft getekend. U hebt daar al iets van gezegd, mijnheer de voorzitter, maar ik wil er graag nog aan toevoegen dat wij jaren gele den - u hebt 1962 genoemd - al hebben bepleit in diverse onderhande lingen om altijd minimaal die zeven aangrenzende gemeenten met Etten-Leur en Oosterhout bij het overleg te betrekken. Daar is temeer aanleiding voor omdat de cultuurschets ons ook in één gebied indeelt. Ik heb dat al verschillende malen naar voren gebracht. Dat ik Etten- Leur en Oosterhout bij deze bespreking niet meer heb betrokken is een voudig omdat ik er geen woorden meer aan vuil wil maken en ik eerst eens af wil wachten wat zij nu eindelijk gaan doen. Ik ben van mening dat dit overleg moet doorgaan en wel zo ver mogelijk. Wij moeten trachten te komen tot een institutionalisering van het overleg en dan geloof ik dat Etten-Leur en Oosterhout - wat dat betreft ben ik opti mistisch gestemd - in de toekomst wel eieren voor hun geld zullen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 654