658
13 AUGUSTUS 1970,
De heer VAN DER WERFF: Hoort dat er niet in thuis? En de b„t„ w.
Wethouder VAN BIJNEN: Die krijgen we er van terug.
De heer VAN DER WERFF: Juist. Ik wil nog even mijn zin afma
ken. Ik had namelijk zo gehoopt dat de afschaffing van de vermake
lijkheidsbelasting een standpunt van het college zou zijn op korte ter
mijn, bijvoorbeeld voor de komende begroting. Als zodanig had ik het
college ermee willen complimenteren, maar ik begrijp dat ik dat niet
kan doen. Overigens hebben wij er enkele jaren geleden al voor gepleit.
Los hiervan vrezen wij echter voor een te groot optimisme ten aanzien
van de exploitatie, wij vrezen voor eventuele tegenvallers bij de bouw
en onze ervaringen van de laatste tijd hebben dergelijke gevoelens
enigermate aangewakkerd. Men kent het vaderlandse spreekwoord: op oud
ijs vriest het licht.
Ik mis echter nog meer. Bij het voorstel van het college voor het
zwembad in Breda-Noord hebben leden van deze raad destijds het col
lege uitgenodigd duidelijk te maken waarom voor het weinig aantrek
kelijke 25-meterbad was gekozen. Bij een nadere analyse bleek het
verschil met een 50-meterbad betrekkelijk gering te zijn in verhou
ding tot de veel grotere mogelijklieden. In feite geldt bij dit voorstel
wellicht een analoge situatie. Is de mogelijkheid van een 400-meterbaan,
dus met mogelijkheden voor hardrijders, onder het oog gezien. Wat pleit
daarvoor, wat pleit daartegen? Zou men, als men toen aan iets denkt,
niet beter een mammoethal kunnen construeren, waarin ook een wieler
baan past en mogelijkheden voor indoor-atletiek? Met andere woorden:
multi-purpose, zij het dan niet turn-key. Natuurlijk liggen de inves
teringskosten dan in eerste aanleg aanzienlijk hoger, maar de gebruiks-
en toepassingsmogelijkheden zijn dan ook veel breder. Een veel grotere
groep van Bredanaars en Baronie-bewoners zou dan eventueel van zo'n
opzet - ik druk mij uitermate voorzichtig uit, ik hoop dat de wethou
der dat ook hoort - kunnen profiteren. Ik zeg niet dat mijn voorstel
beter is, maar ik had gehoopt en verwacht dat het college in zijn pre
advies zou aantonen waarom aan dit voorstel uitdrukkelijk de voorkeur
moet worden gegeven. Natuurlijk ben ik er van overtuigd dat de wet
houder voldoende beslagen ten ijs komt om de door mij gestelde vragen
te beantwoorden, maar het was toch praktischer geweest als ze bij
voorbaat in het preadvies ontzenuwd waren.
Dit alles klemt temeer omdat mijn fractie zich in alle ernst be
zorgd afvraagt of niet alleen deze kunstijsbaan in dit preadvies, maar
welk project in deze zin dan ook datgene is waarop Breda nu eigenlijk
zit te wachten. Voor hoeveel honderden miljoenen staat onze gemeen
te op dit moment al niet in het krijt? Kunnen wij ons dit permitteren?
Is de financiering - de heer Kramer heeft daar ook even op gedoeld,
ondanks zijn optimistische visie en zijn vreugde - voor het zwembad
aan de Hooilaan, waaraan wij een veel hogere prioriteit toekennen
zoals de wethouder bij mijn weten ook doet, al rond? Liggen er in
feite niet veel urgenter zaken vast in dat mosgroene boek dat in geen
enkele tas past, het investeringsplan? Het college stelt dat dit er Dui
ten valt, omdat dit rendabel is, maar nogmaals, ik zet een wat zorgelijk