13 AUGUSTUS 1970. 662 afkomt zou men deze toch het eerst moeten realiseren. Ik neem aan dat het college dat ook niet wil en dat het ook de voorkeur geeft aan het zwembad. Wat de rentabiliteit betreft ben ik een beetje bezorgd dat het col lege de zaak wat te eenvoudig voorstelt door te zeggen dat de ijsbaan rendabel is. Immers, wat betekent dit verder in de subsidiesector? Als dit betekent dat het wel rendabel is opgezet, maar dat het alleen ren dabel is omdat er de nodige subsidies worden gegeven, vooral wanneer die hoog zijn, dan zou ik toch wel een vraagteken willen zetten bij de vraag of men dan nog van rendabel mag spreken. Overigens ben ik van mening dat wij moeten streven naar een evenwichtig beleid in on ze voorzieningen en dat wij ook moeten voortgaan met onze andere voorzieningen, waarbij ik met name denk aan het dierenasiel dat ook genoemd is. Ook dat is een noodzakelijke voorziening en dan vind ik het van een verstandig beleid getuigen wanneer men deze dingen vast klaarmaakt, waarna de raad er eventueel over beslist na voorlegging van een voorstel. Of de financiering rond te krijgen is zal men toch van geval tot geval moeten afwachten, want wij kunnen natuurlijk niet omdat één financiering wat moeilijk ligt de rest stopzetten, want dan komen wij niet verder. Ik hoop dat de wethouder erin slaagt mijn bedenkingen weg te ne men, want ik meen dat een ijsbaan toch een gebruiksinstelling zal worden voor een kleiner publiek dan bijvoorbeeld een zwembad. Ten slotte zou ik graag willen weten of dit nu ook betekent dat particulie ren van de kunstijsbaan gebruik kunnen maken, of dat die alleen in verenigingsverband moet worden geëxploiteerd. Wethouder VAN BIJNEN: Ik zal proberen de diverse sprekers een voldoend antwoord te geven en dan begin ik niet met de heer Kramer. Hij was weliswaar de eerste spreker, maar in feite heeft hij slechts zijn "eigen" kunstijsbaan "gewarmd". Ik hoop maar dat hij haar niet zo ver heeft opgewarmd, dat bij de andere leden het gevoel ontstaat dat zij teveel opgewarmd worden. Ik wil alleen maar zeggen dat ik bij zonder veel waardering heb voor zijn woorden en voor de persoonlijke noot. Ik zie echter geen enkele reden daar verder op in te gaan, want daarmee zou ik mijzelf te veel eer bewijzen voor deze zaak. De heer Van der Werff is begonnen met zijn onlustgevoelens te uiten. Toen ik de heer Kramer hoorde spreken was mijn eerste onlust gevoel al geweest, niet door de heer Kramer, want het was daar al aan voorafgegaan. Door hetgeen de heer Kramer heeft gezegd was ik weer wat opgekikkerd en in een plezieriger stemming gekomen, maar toen kwam de heer Van der Werff met zijn onlustgevoelens. Nu moet ik zeggen dat ik "onlustgevoelens" bij een overdekte kunstijsbaan of een andere sportaccommodatie een rare uitdrukking vind. Dat zijn namelijk gevoelens die heel laat op de dag of soms heel vroeg in de morgen ontstaan of die bij andere wezens dan mannen ontstaan. Ik zou daarom willen zeggen dat ik weinig begrip kan opbrengen voor de onlustgevoelens van de heer Van der Werff, omdat deze zaak toch op de juiste wijze is gepresenteerd. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van der Werff vraagt waarom wij nu niet de nodige wetenschappelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 662