663
13 AUGUSTUS 1970.
egevens over de te verwachten toeloop naar deze overdekte kunstijs-
aan hebben verschaft. Toen hij over die stugge doorlopers sprak heb
ik daar achter gezet "400-meterbaan", ook toen hij die nog niet had
enoemd. Mijn gedachte daarbij was dat ik, als het om een 400-meter-
aan zou gaan, wel over die wetenschappelijke gegevens zou moeten
beschikken, want de gegevens die ik daarover heb - ik ga er maar met
een op in - zijn van dien aard dat geen enkele 400-meterbaan in den
lande rendabel is, zelfs niet in streken waar die bijzonder goed thuis
is en heel veel bezoekers trekt. Daarom hebben wij gezegd dat voor
Breda een 400-meterbaan niet zo hard nodig is als een overdekte kunst
ijsbaan. Deze wetenschap is ons niet ingegeven door sociografische of
andere wetenschappelijke gegevens, maar meer door ervaringen in het
land. Bovendien proberen wij die overdekte kunstijsbaan rendabel te
maken en weten wij heel zeker dat een 400 meter hardrijbaan nu, mor
gen en in alle komende jaren onrendabel zal zijn. Dat is de reden ge
weest dat wij hebben gezegd dat wij over een 400-meterbaan nog wel
eens zullen praten in een later stadium. Wij menen dat wij de raad
hierbij aan onze zijde hebben, gezien de motie bij de behandeling van
de begroting 1970, en daarom zijn wij zonder veel onderzoekingen -
behalve in gemeenten waar men over een dergelijke overdekte kunst
ijsbaan beschikt - overgegaan tot het ontwerpen van de baan en het
zoeken van een oplossing voor de wens die duidelijk door de raad is
geuit, namelijk dat er een overdekte kunstijsbaan moet komen.
Alle sprekers die zich hebben afgevraagd of die rentabiliteit nu
werkelijk wel zo groot zal zijn wil ik er met nadruk op wijzen dat
hetgeen wij hier voorstellen altijd nog meer is dan in de motie werd
gevraagd, want daarin werd in feite al de mening uitgesproken dat het
een onrendabele zaak zou zijn, zodat wij de ijsbaan zouden moeten
opnemen in het niet-rendabel investeringsplan. Dat zou betekenen dat
er jaar in jaar uit een zeker bedrag op onze begroting zou drukken. Wij
durven het aan te stellen dat het op de hier aangegeven wijze rendabel
zal zijn. Wij zullen weliswaar rekening moeten houden met een inloop
periode, maar wij zullen moeten zien hoe wij die oplossen. Ik geloof
echter dat de baan rendabel zal zijn, daar heb ik zelf heel veel ver
trouwen in, gezien alle voorbereidingen die zijn getroffen en de in
formaties die zijn ingewonnen bij alle overdekte kunstijsbanen in Ne
derland.
Vervolgens spreekt de heer Van der Werff over subsidies en ook
de heer Spanjer heeft dat woord laten vallen. Wanneer er een ijshockey-
team zou komen - dat is het beeld dat de heer Van der Werff schilder
de - zal dat wel moeten uitlopen op een subsidie van de gemeente, om
dat er de nodige instructie zal moeten worden gegeven, enz. Ik meen
dat dat niets te maken heeft met de rentabiliteit van deze kunstijsbaan.
Iedere accommodatie namelijk die wij voor de sport en de jeugd creëren
heeft een uitwaaierend effect. Wij gaan er dus zonder meer van uit dat
ook deze ijsbaan een uitwaaierend effect zal hebben, maar dat zal dan
moeten worden opgenomen in de begrotingen voor de komende jaren.
Met de rentabiliteit heeft dat echter niets te maken, want dan komt j
men op het terrein dat er niets meer kan worden gedaan voor sport en
cultuur. Als wij een schouwburg bouwen moeten wij subsidiëren,