13 AUGUSTUS 1970.
664
wanneer wij een sportcomplex aanleggen moeten wij subsidiëren, dat
is gewoon het uitwaaierend effect van dergelijke voorzieningen, daar
kan men in Nederland nu eenmaal niet onderuit.
Hebt u zicht op de toekomst, vraagt de heer Van der Werff, want
het behoefte-element is niet getoetst. Wij weten dat er verscheidene
schaatsliefhebbers zijn in deze stad, die bij ons al jaren hebben aan
gedrongen op de bouw van een overdekte kunstijsbaan, omdat het in
Nederland maar zo weinig voorkomt dat men voldoende kan schaat
senrijden in de buitenlucht. Er zijn zeker 3000 geregistreerde leden
- misschien nog wel meer - die dit bijzonder jammer vinden en die
met nadruk verklaard hebben van een dergelijke voorziening gebruik
te zullen maken. Daarop is onze schatting van het behoefte-element
gebaseerd. Gezien verder het feit dat er ook in de omgeving van Bre
da een aantal mensen is die graag van die overdekte kunstijsbaan ge
bruik zullen maken, zijn wij niet bezorgd voor de toekomst en ver
wachten wij dat het na een aanloopperiode van een jaar, anderhalf
jaar wel terecht zal komen. Op oud ijs vriest het licht, zegt de heer
Van der Werff, en vrijt het lekker, wil ik eraan toevoegen.
De heer Van der Werff heeft deze zaak ook vergeleken met het
zwembad, waarbij het college zich aanvankelijk een 25-meterbad had
voorgesteld, maar in welk geval de raad ons toen heeft verzocht de
mogelijkheden van een 50-meterbad te onderzoeken. Er zijn toen ver
schillende betekeningen gemaakt, waaruit bleek dat het weliswaar duur
der was, maar dat het in verhouding toch goedkoper uitkwam. Nu spreekt
hij van een ruimte - ik zal dat vreemde woord niet gebruiken - met
meer gebruiksmogelijkheden. Van die grote hal met meer gebruiksmo
gelijkheden zien wij echter ook de rentabiliteit niet en daarom ben ik
er van overtuigd dat, men hoeft maar van dag tot dag de krant te lezen,
het vooralsnog in Breda onmogelijk is een hal te bouwen die voor zo
veel doeleinden te gebruiken is. Ik meen dat ik er niet nader op hoef
in te gaan.
De heer Van der Werff blijft bezorgd. Hij vraagt zich af of hij,
als hij zou moeten kiezen uit een aantal projecten die in deze stad ge
realiseerd moeten worden, zijn keuze dan op een kunstijsbaan zou la
ten vallen en of de bevolking daarvoor zou kiezen. De heer Spanjer
en de heer Von Schmid hebben er al op gewezen dat men altijd een
keuze zal moeten maken en dat men het een niet moet nalaten omdat
het andere misschien door anderen niet is gedaan. De heer Woesten-
berg dringt er in feite op aan dat ook het rijk meer doet aan het bouw-
contingent en de bouwmogelijkheden. Wij zitten hier op dit moment
voor een zaak die van het grootste belang is voor de recreatie en wat
men zou kunnen noemen de welzijnssfeer van Breda, hetgeen in deze
tijd toch ook een zeer voornaam punt is. Ik zal natuurlijk nooit zeg
gen dat al die andere dingen niet ook moeten gebeuren, maar als ik
als wethouder van sportzaken moet wachten tot alle ellende die er in
de stad nog heerst is afgelopen, dan zou men helemaal geen wethou
der van sportzaken nodig hebben, want dan komen dergelijke projec
ten helemaal niet meer aan de orde omdat die dan natuurlijk altijd
op de achtergrond worden geschoven. Daarom zou ik willen zeggen:
gun het deze wethouder dat hij hier een kans krijgt iets tot stand te