667
13 AUGUSTUS 1970.
opzij en daar kunnen wij eigenlijk alleen maar respect voor hebben.
Ik moet hem dan ook het volle pond geven. Ik ben het volkomen eens
met wat hij heeft gezegd over het uitwaaierend effect in de subsidie
sector en ik ben bijzonder verheugd dat hij het zwembad toch de hoog
ste prioriteit geeft, hoewel ik natuurlijk begrijp dat als de toestemming
voor de ijsbaan eerst komt, die vanzelfsprekend moet voorgaan. Ik ben
het volkomen met hem eens dat wij steeds met het volgende stuk voor
de sluis moeten gaan liggen.
De heer VAN DER WERFF: Ik heb zeker waardering voor het initi
atief van de wethouder van sportzaken en ik gun hem zijn - of mag ik
zeggen: ons - zwembad en onze ijshal, groot of klein, van harte. Ik
ontken ook allerminst de behoefte. Ik ken zelfs schaatsliefhebbers in
Breda die af en toe in Deventer gaan rijden.
Ik heb op een gegeven moment gevraagd of een andere opzet
eventueel mogelijk is, waarbij in een en dezelfde hal de beoefening
van meerdere sporten gerealiseerd zou kunnen worden, juist omdat
wij het voorbeeld hadden van het zwembad aan de Hooilaan, waarbij
na overleg tussen het college en de raad tenslotte voor een grotere
conceptie is gekozen. Duidelijk heb ik van de wethouder te horen ge
kregen dat men daar niet aan moet beginnen, omdat de zaak daarmee
inderdaad van een mogelijke rentabiliteit in de sfeer van een duidelijk
onrendabele investering wordt gebracht. Dat is een argument waarvoor
ik in dit stadium uiteraard moet zwichten, het spreekt vanzelf dat ik
mij daardoor gemakkelijk laat overtuigen. Dat was namelijk de vraag.
Het feit dat de wethouder stelt: wij proberen in ernst de kunstijsbaan
rendabel te maken en wij hebben de overtuiging dat dat zal lukken
is, uiteraard naast zijn interpolatie dat hogere kosten van subsidiëring
en hogere kosten eventueel van de sportdienst daarmee samenhangen
in de totaliteit van de algemene middelen, een zaak die ik in al haar
consequenties onder het oog durf te zien. Ik wil zijn argumentatie voor
een gegronde verwachting van een sluitende exploitatie graag aanvaar
den. In dat geval hebben wij geen overwegende bezwaren, al blijft in
ons achterhoofd een beetje de vraag hangen of dit, ook als wij uitslui
tend naar de sDortsector kijken, met deze hoge uitgave inderdaad het
eerst nodige is.
Een ander punt - dit is bedoeld als adstructie van mijn kritische
kanttekening in eerste instantie - dat ook in het fractieberaad is be
sproken is, dat wij eigenlijk weinig behoefte hebben aan een raads
besluit dat uit financiële overwegingen voorshands toch niet kan wor
den verwezenlijkt. De fractie heeft zich daarbij ook sterk gepend op
de situatie met het zwembad in Breda-Noord, waarvan wij allen ho
pen, het college zowel als de raad, dat het snel gerealiseerd zal wor
den. Wij weten allen dat het college echt in alle bewogenheid zich
voor deze zaak inzet en naar Den Bosch en Den Haag is getrokken,
maar de resultaten daarvan zijn voorshands in onvoldoende mate ge
bleken. Nu staan wij dus voor het probleem dat wij een besluit nemen
dat wellicht pas over drie of vier jaar, wanneer de prijzen en behoef
ten misschien anders liggen, kan worden uitgevoerd. Ik help u dat niet
wensen, maar ik ben er een beetje bang voor want op die manier gaat