673
13 AUGUSTUS 1970.
Bij de behandeling van de begroting is door verschillende raadsle
den uitvoerig over dit onderwerp gesproken, waarop de wethouder van
sociale zaken heeft gezegd dat er weliswaar contacten zijn gelegd, maar
dat het nog niet tot een initiatief is gekomen. De politie zegt in haar
jaarverslag dat alleen een grondige verandering op dit gebied van de
■bestaande verordening hier misschien uitkomst kan brengen.
Naar aanleiding daarvan zou ik willen vragen of het college van
burgemeester en wethouders reeds een initiatief heeft genomen als be
doeld door de wethouder van sociale zaken en zo ja, wat daarvan de
verkregen en de nog te verwachten resultaten zijn. Deelt het college
de mening dat de verordening genoemd in het jaarverslag van de poli
tie tot een goede uitkomst kan leiden van de gewraakte situatie? In
dien het college de voorgaande vraag bevestigend beantwoordt, is het
dan bereid de totstandkoming van de verordening met spoed te bevor
deren?
De heer VON SCHMID; In de vorige raadsvergadering is aan de or
de geweest het recreatieplan Galderse Meren. Daarbij is duidelijk ge
steld dat een onderzoek dat beantwoordt aan de moderne eisen zou wor
den ingesteld, met het doel de juiste maatregelen te kunnen treffen
om tot het recreatieschap te komen. De wethouder heeft daarbij ge
steld dat de Grontmij, die hiermee belast is, naar zijn overtuiging ze
ker de weg zou kunnen vinden naar de deskundigen in deze stad, zoals
bijvoorbeeld het Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme,
dat nu overigens nog is uitgebreid met een researchafdeling.
Gebleken is dat mensen van dit instituut hebben geprobeerd con
tact te leggen, maar van de zijde van de Grontmij bestond er geen en
kele bereidheid hierop in te gaan. De indruk werd zelfs gewekt dat het
helemaal niet meer nodig was, omdat het onderzoek in feite al voltooid
was.
Mijn vraag in dit verband is wat de wethouder denkt van dit ant
woord van de Grontmij in het licht van zijn eigen opmerkingen en of
hij eventueel iets kan en wil doen om alsnog tot samenwerking op dit
gebied te komen.
Mijn volgende vraag betreft de kwestie van het Cash-and-Carry-
bedrijf dat zou worden gevestigd in de Fatimastraat. Daarover heeft
een onderhoud plaatsgevonden - dat overigens zeer is toe te juichen -
tussen wethouder Gielen, die de zieke wethouder Vermeulen verving,
en een afvaardiging van de mensen die daartegen protest hebben aan
getekend. Daarbij is de gesprekspartners beloofd dat zij de notulen van
dit onderhoud zouden ontvangen. Zij hebben die vanmorgen ontvangen,
maar zij zijn van mening dat deze notulen incompleet zijn en dat daar
in niet voldoende recht wordt gedaan aan hetgeen er is besproken. Van
hun kant is daarna nog een aanvulling tot stand gekomen, die ook weer
is ingediend.
Het is mij bekend dat er morgen wederom een gesprek zal plaats
vinden tussen de aanvrager en wethouder Vermeulen. De betrokkenen
zijn nu bezorgd over de vraag of wethouder Vermeulen wel voldoende
op de hoogte is van hetgeen in dat andere gesprek besproken is. Is dat
inderdaad het geval? Mijn tweede vraag is of het eventueel mogelijk