13 AUGUSTUS 1970.
674
is dat een van de betrokkenen nader komt toelichten wat naar hun me
ning misschien niet helemaal is overgekomen. Mijn derde vraag, naar
aanleiding van opmerkingen die eerder deze avond hierover zijn ge
maakt, is of bij een dergelijke aanvrage alleen de wettelijke mogelijk
heden gelden die de aanvrager ter beschikking staan, of dat er ook an
dere overwegingen gelden. Wanneer namelijk alleen de wettelijke mo
gelijkheden gelden wordt het mijns inziens namelijk wel tijd dat dit,
als dit althans nog niet gebeurd is, zeer duidelijk aan de belangheb
benden wordt meegedeeld.
De heer VAN DER WERFF: Een korte en eenvoudige vraag: wanneer
mogen wij de klapper op de notulen van 1969 tegemoet zien?
De heer WOESTENBERG: Ik vraag mij af waar het bericht vandaan
komt dat op 1 september al de nieuwe raad zal worden geïnstalleerd
en de wethouderszetels zullen worden verdeeld. Komt dat van het col
lege? Wethouders lijken wel dobbelstenen, er kunnen zes verschillen
de kanten boven komen liggen, maar daar gaat het nu niet om. Waar
het wel om gaat - en dat is mijn vraag - is dat het het college toch
bekend moet zijn dat men toch eerst de uiteindelijke beslissing van de
Kroon zal moeten afwachten. Ik geloof dat er geen sprake kan zijn van
installeren van de raad voor er een definitieve uitspraak is van de Kroon.
In verband hiermee wil ik de vraag herhalen die ik de vorige keer
heb gesteld en waarop ik schriftelijk antwoord heb verzocht, of er tij
dens de verkiezingen op 3 juni richtlijnen zijn uitgedeeld en of het de
voorzitter bekend is dat men zich op verschillende stembureaus niet
heeft gehouden aan het strikte voorschrift van de Kieswet dat zowel de
namen van de kandidaten als de lijsten moeten worden voorgelezen.
Dat heeft niet alleen te maken met de uitslag van de verkiezing, maar
ook met de verkiezing zelf. Mijn vraag is waarom ik daarop nog steeds
geen antwoord heb gekregen. Ik weet dat men er drie maanden mee
mag wachten, maar ik meen dat het in dit geval toch wel urgent is.
Wij hebben er recht op dat te weten, omdat men toch met alle geweld
op 1 september de nieuwe raad wil installeren. Dan zal men echter eerst
antwoord moeten geven op vragen die zijn gesteld over dingen die zijn
misgegaan bij de verkiezingen in Breda.
De heer SMIT: Mag ik nog even, mijnheer de voorzitter?
De VOORZITTER: U bent al aan de beurt geweest, mijnheer Smit.
De heer SMIT: Ik had de indruk dat u wel begrepen had dat de
vraag die ik bij de rondvraag heb gesteld, de vraag was die ik had wil
len stellen bij punt 4-v van de agenda. Ik heb toen op uw instigatie
die niet gesteld, waarbij ik de verwachting heb uitgesproken dat ik bij
de rondvraag direct mondeling antwoord op deze vraag zou krijgen.
De VOORZITTER: Ik heb u geadviseerd die vraag bij de rondvraag te
stellen en ik vind het erg prettig dat u dat gedaan hebt. De verwachting