67 12 FEBRUARI 1970 dit besluit was genomen in overeenstemming met de opvatting van de directeur van de Stadsschouwburg; een onbegrijpelijke zaakl Ik heb eerder reeds gesteld dat deze directeur kon weten dat deze godslasterlijke scene, al of niet geëvolueerd, in het stuk wel degelijk voorkwam. Ik vraag mij af wat de waarde is van een advies van deze functionaris. Op de tweede pagina van de mededeling van b. en w. wordt gesteld dat het beleid ten aanzien van de samenstelling van de programma's niet wordt doorbroken. Alhoewel deze aangelegenheid in eerste instantie uw college regardeert, acht ik het voor de raad toch wel van bijzonder belang dat deze zaken thans zeer kritisch zullen worden beoordeeld. Ik meen dat door deze affaire weer eens te meer is komen vast te staan dat aan het hoofd van de cultuurdienst op zeer korte termijn een man moet komen te staan met kennis en gezag, die in staat is het gehele beleid in overleg met de culturele raad te coördineren en gestalte te geven, opdat uw college grondig, juist en tijdig zal worden geadviseerd. Dat de direc teur van de Stadsschouwburg tegen een dergelijke gang van zaken bezwaar heeft aangetekend in een openbare voorstelling op 1 januari mag noch voor de raad noch voor het college van enig belang zijn. Tot slot wil ik nog een enkele opmerking maken over de bijlage van uw mededeling, i.e. de brief van de cursus-staf van Bouvigne. In deze brief doet men het voorkomen alsof door de aanwezigen de ingediende motie is aanvaard. Ikzelf ben op deze bijeenkomst aanwezig geweest, evenals vele andere leden van de raad. Er werd een groot aantal moties ingediend, na urenlang langs elkaar heen te hebben gepraat. Uiteindelijk bleven er enkele moties over, waarvan de thans bij de raad ingediende het grootste aantal stemmen kreeg. Een andere motie, welke óók een behoorlijk aantal stemmen kreeg en die een duidelijk inzicht bood in de gedachten van een aanzienlijk aantal aanwezigen, is niét in de pers terecht gekomen. Ik meen er goed aan te doen ook déze zienswijze thans nogmaals duidelijk onder de aandacht te brengen. Ik spreek de wens uit dat deze zienswijze door de over grote meerderheid van de raad zal kunnen worden gedeeld. De betreffende zienswijze werd door ons als volgt vastgesteld: "Wij zijn van mening dat de vrijheid van meningsuiting als een stuk democratie hoog dient te worden gewaardeerddoch beperkt dient te worden door respect voor de imedemens. Aangezien in het onderhavige stuk van De Sade de sacramenten en de sym bolen van de christelijke godsdienst worden bespot en het sadisme als een aanvaardbare levenshouding wordt voorgesteld, heeft het college van bur gemeester en wethouders terecht van de bevoegdheid gebruik gemaakt het stuk van het repertoire van de Stadsschouwburg af te voeren." De inhoud van deze motie geeft duidelijk ons standpunt weer. Na de woorden die zijn gesproken door de woordvoerders van de K. V. P. -fractie en van de P. v. d. A.-fractie, ben ik van mening dat deze motie ook door hen wordt ondersteund. De heer van der Zwan heeft de raad voorgesteld de andere motie hier af te keuren. Ik acht dit negatief. Ik zou liever hebben dat de raad een positieve uitspraak deed. Wanneer het mogelijk is, zou ik de zojuist door mij voorgelezen motie, die destijds door velen is gesteund, graag ter discussie willen stellen, opdat er een positieve uitspraak in dezen kan worden gedaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 67