681 28 AUGUSTUS 1970 Er zijn hier reeds enkele vragen gesteld en het antwoord daarop wacht ik met belangstelling af. In het bijzonder wil ik een opmerking van de heer Spanjer ondersteunen, namelijk dat wij op korte termijn hierdoor zijn verrast, terwijl in de stad toch eigenlijk al mededelingen de ronde deden over de moeilijke financiële positie waarin het Turfschip ver keert. Dat die geruchten waarheid bevatten kunnen wij terugvinden op bladzijde 4 van het preadvies. Verder wil ik opmerken dat het systeem van een raad van commissarissen mijns inziens nog niet goed functioneert. Ik geloof dat wij hier gerust mogen stellen dat wij commissarissen hebben, ook vanuit de raad, die de gang van zaken nauwlettend volgen en als het nodig mocht zijn de raad ook kunnen informeren. Dat is niet gebeurd en ik betreur dat bijzonder. Ik wil het college daarom aanbevelen ook in de toekomst bijzonder at tent te zijn op deze zaak en dat het niet alleen geïnteresseerd is in de gang van zaken bij het Turfschip, maar dat ook de raad daarover wordt geïnformeerd. De heer WOESTENBERG: Ik hoor hier een heleboel lofzangen op Het Turfschip, maar ik ben het daar helemaal niet mee eens. Wij zijn hier wel gewend aan mensen die altijd met het college meegaan en die het college altijd gelijk geven, al vraagt het om tien miljoen. Dat ligt mis schien aan de achtergronden, maar hoe dan ook, men is het er altijd mee eens. Ik ben het er echter niet mee eens. Hier wordt een geweldig bedrag gevraagd, dat toegevoegd wordt aan een geweldig bedrag dat al aan het Turfschip ten grondslag ligt. Er is hier al zoveel geld aan besteed dat ik mij afvraag of er wel sprake is van enige controle. Het college vraagt om ruim een miljoen gulden, maar daar tegenover zou ik willen vragen: kan men geen beter verkoopbeleid voeren om een betere bezettingsgraad te krijgen? Ik zou verder veel meer zien in een goede controle, want het is toch geld van het volk, van de belastingbetaler waarom hier wordt gevraagd. Dat geld is niet alleen van de raadsleden of van de wethouders, niet alleen van de "happy few", maar van iedereen en vandaar mijn vraag. Wij weten zo'n beetje wie de aandeelhouders zijn. Voor een groot deel is dat de gemeente, maar er zijn ook andere aandeelhouders. Nu mag de gemeente het tekort aanvullen. Akkoord, dat kan zijn nut hebben, maar als er op een gegeven moment winst gemaakt wordt, komt daar van dan ook iets terug bij de gemeente en niet eerst aan die andere aan deelhouders? In de tweede plaats wil ik vragen hoe het komt dat als een raadslid, zij het misschien dat dat een scheidend raadslid is, vraagt of hij een fotokopie mag hebben van een bepaalde begroting, dat dit domweg wordt geweigerd. Ik heb hierom gevraagd aan de gemeentesecretaris via de cheffin voor de notuleringen. Verder ben ik op het kadaster gaan kijken, maar daar is ook niet veel meer te vinden dan de oprichtingsakte en daarmee komt men al in het jaar 2000 terecht, wanneer deze zaak misschien ge liquideerd zal worden. Ik zou haast zeggen dat met bepaalde zaken een heel eenvoudig spelletje wordt gespeeld, dat door sommige mensen misschien niet wordt opgemerkt, maar door anderen wel. Men vraagt alsmaar grote subsidies en stelt enorme begrotingen op en naderhand is er dan opeens 12% dividend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 681