683
28 AUGUSTUS 1970
De heer WOESTENBERG: Hoe komt de K.V. P. -fractie er dan aan?
Die heeft ze wei;
De VOORZITTER: Ik heb het woord, mijnheer Woestenberg, en dat
geef ik nu aan wethouder Vermeulen.
Wethouder VERMEULEN: Ik zal een poging doen om, voorafgaande
aan de beantwoording van de concrete vragen die door verschillende
raadsleden zijn gesteld, kort samen te vatten wat er op dit moment
bij het Turfschip aan de hand is. Ik meen uit verschillende opmerkingen
namelijk te mogen afleiden dat enkele leden daar niet helemaal van
doordrongen zijn.
Inderdaad hebben wij in 1967 een verhoging gevraagd van het aan
vankelijke krediet, waarbij wij toen een raming hebben ingediend tot
een bedrag van 7,5 miljoen. Natuurlijk zou het iedereen, ook het
college en naar ik aanneem de raad van commissarissen en de directie
van het Turfschip, een lief ding waard zijn geweest als wij dat bedrag
van 7,5 miljoen ook inderdaad hadden kunnen waarmaken en het niet
nodig was geweest dit te overschrijden. Ik meen dat wij als verantwoor
delijke mensen alles hebben gedaan wat wij meenden te moeten doen,
op voorhand althans, om te trachten dit bedrag te halen. Een van de
voorwaarden die daarbij is gesteld --ik heb er behoefte aan dat in het
openbaar te zeggen -- was dat de begroting in twee delen werd gesplitst.
Uit de stukken die voor ons liggen kan men zien dat dat ook inderdaad
is gebeurd. Dat is namelijk het eerste subtotaal van 6. 338. 806, -
en wat daarop volgt onder de punten h. t/m 1.
Dat stuk van 6. 338. 806, -- stond in de aanvankelijke begroting
voor een verantwoorde bewaking onder verantwoordelijkheid van het
architectenbureau Oomes en Bogaert N.V. meer in het bijzonder in de
figuur van de heer Bogaert en zijn directe assistent de heer v. d. Bragt.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik, bij alle kritiek die men mag hebben, er
van mijn kant behoefte aan heb in het openbaar te getuigen van de bijzon
dere waardering die het college heeft voor deze mensen, die hetgeen aan
hun zorgen was toevertrouwd zeer consciëntieus hebben bewaakt, met als
resultaat dat het bedrag van 6. 338.806, --in een tijdsbestek van 2£
jaar met hooguit ƒ75. 000, -- is overschreden. Dat is de feitelijke toestand
en ik meen dat het nuttig en nodig is dat ten aanzien van de positie van deze
heren van onze kant niets dan lof en waardering bestaat.
Wanneer ik heb gezegd dat ik uit verschillende vragen heb begrepen dat
men de zaak niet helemaal precies door heeft, bedoel ik daarmee onder
meer de opmerking van de heer Brooimans, die uit dat bedrag van
6.338.806, - -nu net bewust een post licht -- namelijk de post onder
d. keukeninstallatie, interieurvoorziening en hulpwerktuigen --en dan
zegt dat daarachter toch maar een bedrag staat van 1.032.682,20.
Dat is inderdaad het geval, maar de heer Brooimans had ook kunnen zien
dat onder punt g. in de aanvankelijke begroting een post was opgenomen
van 525.000, -- voor kostenstijgingen. In dat eerste stuk is niets gedaan
buiten het aanvankelijke bestek om, omdat daarop de architect zijn be
waking heeft toegepast, wat in feite betekent dat het verschil tussen
824. 350, -- en 1. 032. 682,20 verklaard wordt door een deel van die
525.000, --. Dat juist bij deze post de stijging belangrijk hoger is dan