693 28 AUGUSTUS 1970 De heer Woestenberg tenslotte had het over het geweldige bedrag dat hier aan de orde is. Ik ben het daar wel mee eens, maar ik heb in alle redelijkheid getracht een verantwoording te geven hoe dit geld is besteed en waarom het nodig is. Verder heeft hij gevraagd of er controle is op de gang van zaken in het Turfschip, ook terzake van een beter ver koopbeleid. Ik heb al aangetoond dat die controle er wel degelijk is, zowel financieel als terzake van het te voeren beleid. Het is inderdaad geld van de belastingbetaler en daar zij wij allemaal verantwoordelijk voor, een verantwoordelijkheid die ik zeer zeker niet onderschat. Ik heb al gezegd dat het mij redelijk voorkomt dat de winst, waarover ook de heer Woestenberg heeft gesproken, als die er is aan de gemeente ten goede komt. Op de vraag van mevrouw van Mierlo over de "missing link" in de informatie heb ik al geantwoord, zoals ik in mijn algemene betoog ook ben ingegaan op haar vraag of, door wie en op welke wijze de raad van commissarissen is geïnformeerd. Hierbij wil ik het in eerste instantie laten. De heer WOESTENBERG: Ik hoor de wethouder een onlogische opmer king maken, namelijk dat de winst vanzelfsprekend aan de gemeente toevalt. Ik wil er echter wel op wijzen dat de gemeente 60% van de aandelen heeft en de Kamer van Koophandel, anders gezegd: de Bredase industriemogendheden, 40%. Ik veronderstel dus dat een eventuele winst verdeeld zal worden op die 60-40-basis en dat die niet in zijn geheel naar de gemeente gaat. De gemeente moet nu echter wel alleen "bij lappen" en als ik dan zie dat de architect- en adviseurskosten, die in 1967 begroot zijn op 480. 000, --op bijna 768. 000, -- zijn uitgekomen, dan is dat een verschil van meer dan een kwart miljoen. Heeft men dat verschil van pak weg 268.000, -- meer alleen aan architect- en advi seurskosten dan niet kunnen voorzien? Dat was mijn eerste opmerking. Ik heb wat aantekeningen gemaakt, want er zit zoveel in dat wij er wel drie weken over aan de gang kunnen blijven, maar dat zal ik niet doen. Ik wil echter nog even terugkomen op de controle, die mijns inziens heel nodig is. Ik blijf er bij dat het een nuttig en een exploitabel gebouw is in onze centraal gelegen stad, zeker voor de toekomst, maar ik blijf er ook bij dat de informatie die mij ten dienste stond nihil was, waarbij ik maar in het midden laat of de andere raadsleden die informatie wel hebben gekregen. Ik heb die niet gehad toen ik erom vroeg en of men niet wel of geen afscheid neemt als raadslid --er kan nog van alles gebeuren --de informatie is niet zoals die behoort te zijn. Die heeft hier altijd ontbroken. U ontkent dat, mijnheer de voorzitter, en ik neem aan dat u te goeder trouw zegt dat het logisch is dat ik die krijg. Dat is inderdaad logisch, maar het feit dat ik ze niet krijg is weer iets heel anders en ik vraag mij af hoe vaak en hoe hard men als ik weg mocht zijn nog om die informatie zal vragen of roepen, vooral de kleinere fracties. Het in elkaar zetten en uit elkaar halen van diverse posten is een boekhoudkundig zaakje, ik zou haast zeggen een boekhoudkundig grapje, dat is heel gemakkelijk. Ik neem direct aan dat het allemaal nuchtere, duidelijke en juiste cijfers zijn, maar men kan een zaak ook flatteren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 693