695
28 AUGUSTUS 1970
De heer SPANJER: Ik dank de wethouder voor zijn antwoord in eerste
instantie, dat ik bijzonder duidelijk en uitvoerig vond. Ik heb op al
mijn vragen antwoord gekregen en kan u dan ook meedelen dat mijn
fractie achter het voorstel staat.
De heer VAN WERKHOOVEN: Allereerst wil ik beginnen met de wet
houder te danken voor zijn antwoord. Zoals wij van hem gewoon zijn
-- dat heb ik bij meerdere voorstellen bewonderd -- begint hij de zaak
terug te brengen tot datgene waar het in feite om gaat. Dat heeft hij
ook nu gedaan, waarbij hij ons heeft laten merken dat wij alleen hebben
te oordelen over de verhoging van de garantie en dat de geldelijke organi
satie en de bedragen eigenlijk niet ter sprake komen. In principe moet
ik hem daarin gelijk geven. Aan de andere kant is onze wethouder wel
zo'n "oude rot" in het vak dat hij wel voelt dat hij daarmee bij onze
raad zeer grote weerstanden opwekt. Dan draait hij dus om en geeft hij
ons een zeer uitgebreide informatie, hoewel hij in het begin eigenlijk
heeft gezegd dat hij helemaal niet verplicht is ons die informatie te
geven. Bij lezing van het stuk echter ziet men dat burgemeester en wet
houders zelf zijn begonnen met het geven van informatie. Als de wet
houder een omschrijving geeft van de bouwkosten en zegt dat wij daar
alleszins tevreden mee kunnen zijn, ben ik het volledig met hem eens,
zoals ik in de aanhef van mijn betoog al heb gezegd. Wij onderschrijven
ook volledig hetgeen hij heeft gezegd over de werkzaamheden van
ir. Oomes. Wij mogen namelijk niet zeggen dat wij helemaal geen
informatie hebben gehad, want zoals wij hebben gehoord maken vijf
leden van deze raad deel uit van de raad van commissarissen en ik kan
wel zeggen dat wij tussentijds van onze heer Melzer meermalen infor
matie hebben gekregen, zodat hetgeen hier wordt besproken ons echt
niet rauw op het dak is gevallen.
Toch moet ik erbij vertellen dat die informatie altijd erg belangrijk
is en die is hier blijven steken bij de technische inrichting. Ik ben dus
erg blij dat de wethouder zoveel cijfers heeft genoemd. Veel van die
cijfers aanvaarden wij, maar de cijfers over de technische inrichting
liggen mij toch niet zo goed. Toen dit gebouw opgezet werd kon ieder
een weten dat er voor elektronische apparatuur belangrijke sommen nodig
zijn. Uit de opsomming van de wethouder is bijvoorbeeld al gebleken
dat alleen de geluidsinstallaties enz. al meer dan een ton hebben gekost.
Ik heb de oude stukken niet meer, maar ik ben er vrijwel zeker van dat
die omschrijving daar niet in voorkomt. Ik blijf dus bij mijn mening
dat de post voor keukeninrichting en hulpwerktuigen, zoals het hier
wordt genoemd -- het zou misschien beter zijn geweest te spreken van
"technische inrichtingen" --, uit de hand is gelopen, zoals de wethouder
in feite ook heeft toegegeven.
Wat de exploitatie van de tentoonstellingsruimte betreft had ik speciaal
het oog op de Vara-uitzending die wij kortgeleden hebben gehad en die
4000 mensen heeft getrokken.
De heer MELZER: Tweeduizend.'