697 28 AUGUSTUS 1970 gaat. In alle andere gevallen als het om betrekkelijk kleine bedragen gaat, verzekert men zich eerst van de goedkeuring van de raad, maar hier krijgen wij achteraf de rekening gepresenteerd. Ik wil duidelijk stellen dat het mij daarom gaat. De wethouder heeft weliswaar gezegd dat wij later informatie hebben gekregen, maar het behoort toch tot de goede gewoonten dat men voor dergelijke voorzieningen vooraf de goed keuring van de raad vraagt en ik wil er de nadruk op leggen dat ik graag zou zien dat dit in de toekomst wordt voorkomen. In de tweede plaats ben ik blij dat de wethouder is ingegaan op de opmerkingen die door enkele leden zijn gemaakt met betrekking tot de hotelaccommodatie. Het is misschien niet aan de orde, maar ik wil daar toch een ding over zeggen. Deze congreshal met tentoonstellings ruimte is gebouwd met een visie op de toekomst. Misschien zullen er vijftien grote congressen per jaar zijn en dat betekent dat wij 350 dagen per jaar te groot zijn. Wil men nu dat de hotelaccommodatie daarop aansluit? Wij begrijpen wel dat het onmogelijk is dit sluitend te maken, want die exploitatiekosten kunnen niet worden toegerekend aan de kleine congressen. Wanneer men echter wil dat de voorzieningen van particulieren daarop aansluiten, dan komen die zelf ook met die tekorten te zitten en die kunnen niet bij de gemeente aankloppen wanneer zij een hotelac commodatie moeten scheppen die 350 dagen per jaar te groot zal zijn. Dat is een onmogelijke zaak. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Hoewel ik van de wethouder geen concreet antwoord maar een algemeen antwoord heb gekregen op mijn concrete vragen, neem ik daarmee toch genoegen. Mits de condities die de heer Brooimans en de heer van Caulil hebben gesteld in acht wor den genomen, wil ik gaarne met dit voorstel akkoord gaan. Wethouder VERMEULEN: Er zijn in tweede instantie niet zoveel nieuwe punten aangedragen en ik geloof dan ook dat ik vrij kort kan zijn. De heer Woestenberg is nog even teruggekomen op de 60-40-verdeling van het aandelenpakket en de opmerking die ik in eerste instantie heb gemaakt dat ik het, gezien de feitelijke verhoudingen, logisch vind dat eventuele winsten aan de gemeente ten goede komen, omdat de ge meente wel en de Kamer van Koophandel niet participeert in de ver liezen. Ik weet niet of er in de formele structuur van de N. V. iets is dat zich daartegen verzet, maar ik ken de mensen die namens de Kamer van Koophandel in het bestuur zitten en daarom ben ik er van overtuigd dat dit in onderling overleg goed kan worden geregeld, zonder dat er in de toekomst moeilijkheden ontstaan. Nogmaals echter, ik ben van mening dat er voorlopig van winst nog geen sprake zal zijn, zodat wij nog tijd genoeg hebben om op dit punt meer duidelijkheid te verschaffen. De heer Woestenberg is verder nog ingegaan op het verschil tussen de begroting van 1967 en de rekening 1970 met betrekking tot de advi seurkosten. Ik heb daarop in eerste instantie al uitvoerig geantwoord en ik heb dan ook weinig behoefte daarop terug te komen. Hij begrijpt ook niet waarom er financieringsmoeilijkheden zijn, want er is geen hypotheek op het gebouw. Dat is inderdaad juist, want ook de heer Woestenberg zal begrijpen dat dit een van de voorwaarden is van de gemeente om zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 697