72 12 FEBRUARI 1970 Terzake. Doordat u aanvankelijk de gewraakte toneelscènes heeft willen brengen, door alle reclame, bezwaren en de daaruit resulterende opwinding met perscommuniqués en het uiteindelijk intrekken van de beschik bare schouwburgruimte zijn de verhoudingen ons inziens nodeloos toege spitst en gepolariseerd. De daaruit resulterende conflictsituatie is onze grootste zorg. Het conflict bedreigt nl. in dezen, voor nu èn voor de toekomst, de vrijheid. Nu wil ik hier beslist uitspreken dat wij overtuigd zijn van de goede trouw en de oprechte bedoelingen van het college ten deze. Maar dat neemt niet weg dat wij bijzonder teleurgesteld zijn over de hele gang van zaken, zeker gezien in het licht van uw nieuwjaarsrede en de daarin toch zo duidelijk uitgesproken wens en verwachting van een nauw samenspel met de burgerij en rrret ons als de gekozen vertegenwoordigers daarvan. In de praktijk van dit omstreden geval is daar niets van gebleken. Erger: u, en wellicht ook andere leden van het college, hebt met diverse per sonen gesprekken gevoerd. Als mens en als eerste burger dezer stad is het natuurlijk uw goed recht mensen te raadplegen, maar is het juist dat uw contacten zich daarbij niet hebben uitgestrekt tot vertegenwoordigers van kleinere, modern protestantse groeperingen, noch tot leden van het Huma nistisch Verbond1? Waren de in uw overleg betrokkenen overwegend de or thodoxere zienswijzen in de katholieke en hervormde kerk toegedaan? Wordt u zo niet behoeder van mores en opvattingen van bepaalde groepen? Ware het niet verkieslijker geweest bij een dergelijk advies leden van de gemeenteraad direct en officieel te betrekken? Als het college gezegd had dat de opvoering van D.A. T. een zaak was die voor de gemeentelijke schouwburg veel te duur zou worden, bijv. door gebrek aan belangstelling of omdat de gelden van de belasting een andere -- dat zijn de geliefkoosde alternatieven van vandaag --en vooral betere bestemming konden krijgen, dan had ik daarmee wel kunnen in stemmen. De recensies over D. A. T. zijn en waren zeer matig. Bestuur lijk gezien is het echter een onbegrijpelijk geval. Mag ik u daarom ter verduidelijking eens wat vragen voorleggen? Waarom wilde u de voorstelling in Breda brengen? Is er twee weken vóór de aangekondigde voorstelling aan de lokale bladen informatie verstrekt en, zo ja, door wie? Zo neen, hoe kwamen zij dan aan hun vrij uitbundige teksten over deze te verwachten happening? Waarom handelt uw mededeling uitsluitend over "De Stem", terwijl het Stadsblad hierbij ook een rol speelt? U bent toch geen partij in de krantenstrijd over ad vertentiemarkten e.d.? Waarom werd er een communiqué door de wethouder van culturele zaken verstrekt drie dagen vóór het bewuste weekend dat de voorstelling in Breda zou worden gegeven, waarin verklaard werd dat de voor stelling zou doorgaan? Een geafficheerde voorstelling gaat toch altijd door, of was het een antwoord op de vragen van de heer Kroon c. s. Waarom gingen de wethouder van culturele zaken, de directeur van de schouwburg en u toch nog eens kijken? De directeur had D.A. T. toch geëngageerd en had er zich toch van vergewist wat dat inhield? Onderhoudt of onder hield de directeur speciale banden met D.A.T.? Waarom heeft de wet houder, toen hij besloot te gaan kijken, niet getracht de leden van de afdeling culturele zaken mee te krijgen, dan wel deze zaak met hen besproken? In hoeverre beantwoordde de voorstelling niet aan datgene

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 72