15 OKTOBER 1970. 740 mingsplan Princenhage-Noord 1966, waartegen beroep is ingesteld. De beslissing van de Kroon wordt einde dit jaar verwacht. In dit stadium is het derhalve onmogelijk de restauratie van de landbouwschuur ter hand te nemen. Wel zal intussen - om verder verval van de schuur tegen te gaan - het bouwwerk worden gestut. Over de beslissing van de Kroon zal de raad te zijner tijd worden geïnformeerd; indien het betreffende Koninklijk Besluit hiertoe aanleiding geeft, zal aan de raad wederom een voorstel tot het toekennen van een gemeentelijk subsidie in de res tauratiekosten van de landbouwschuur Heilaarstraat 235 worden gedaan. VRAAG. De heer VON SCHMID zegt: in de vorige raadsvergadering is aan de orde geweest het recreatieplan Galderse Meren. Daarbij is duide lijk gesteld dat een onderzoek dat beantwoordt aan de moderne eisen zou worden ingesteld, met het doel de juiste maatregelen te kunnen treffen om tot het recreatieschap te komen. De wethouder heeft daarbij gesteld dat de Grontmij-, die hiermee be last ia, naar zijn overtuiging.zeker de weg zou kunnen vinden naar de deskundigen in dez.e stad, zoals bijvoorbeeld het Nederlands Weten schappelijk Instituut voor Toerisme, dat nu overigens nog is uitgebreid met een researchafdeling. Gebleken is dat mensen van dit instituut hebben geprobeerd contact te leggen, maar van de zijde van de Grontmij bestond er geen enkele bereidheid hierop in te gaan. De indruk werd zelfs gewekt dat het he lemaal niet meer nodig was, omdat het onderzoek in feite al voltooid was. Mijn vraag in dit verband is wat de wethouder denkt van dit ant woord van de Grontmij in het licht van zijn eigen opmerkingen en of hij eventueel iets kan en wil doen om alsnog tot samenwerking op dit gebied te komen. ANTWOORD De opdracht tot het maken van de voorstudie met een programma van eisen voor het gebied "De Galderse Meren" is door de (tijdelijke) be stuurlijke commissie namens de drie samenwerkende gemeenten ver strekt aan de N. V. Grontmij. te de Bilt, waarbij aan het oordeel van deze instelling is overgelaten deskundigheid van derden in of buiten Breda in te schakelen. Naar wij hebben vernomen heeft de Grontmij. haar uitgangspunten voor het opstellen van haar rapport in discussie gebracht in bijeenkomsten met docenten en leerlingen van het Neder lands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme en zal bij de verdere uitwerking van de opdracht contact met dit Instituut blijven. VRAAG De heer VAN DER WERFF vraagt de aandacht van de straatnamen- commissie voor een oud-stadgenoot namelijk Prof. Verberne, die te Tilburg reeds een straat naar hem genoemd heeft, maar hier in Breda nog niet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 740