762
15 OKTOBER 1970.
een procedure kan volgen die leidt tot afsluiting van de weg voor het
openbaar verkeer.
De heer VAN DER WERFF: Ik wil graag nog een aanvulling geven
naar aanleiding van hetgeen ook in de fractie is besproken. Ik ben zelf
erg geschrokken van de kosten. De wethouder zal zich uit hoofde van
een andere functie herinneren dat wij als provincie trij Raamsdonksveer
een tunnel - die meer is dan een voetgangerstunnel - hebben aangelegd
voor een bedrag van ongeveer drie ton. Ik realiseer mij dat het inmid
dels drie jaar later is, maar dit tunneltje kost meer dan het dubbele en
daarom ben ik toch wel even geschrokken van de berekening. Voorts
meen ik nog eens te moeten adstrueren dat, zoals mijn fractiegenoot
de heer Van Werkhooven heeft gezegd, de reconstructie van de drie
sprong als zodanig mij dan toch betrekkelijk zinledig voorkomt.
De heer VAN WERKHOOVEN: De Spoorwegen zijn vlug, veilig en
onvoordelig!
Wethouder VERMEULEN: Allereerst de vraag van de heer Van Duijl,
die met de heer Van Werkhooven van mening is dat de volgorde van de
gang van zaken een beetje averecht is. Ik zou bijna geneigd zijn te zeg
gen dat ik het daar wel mee eens kan zijn. Ik geloof ook da.t het inder
daad verstandiger was geweest eerst de onttrekking aan het openbaar
verkeer aan de raad voor te leggen en pas daarna dit plan aan de orde te
stellen. Dat is echter niet het geval.
Er wordt gesteld dat de weg niet geheel aan het openbaar verkeer
wordt onttrekken en nu moet ik mij op een pad begeven waar ik mij
ook geen expert voel. Ik kan mij voorstellen dat een gedeeltelijke ont
trekking aan het openbaar verkeer noodzakelijk is, zodat die procedure
er toch komt, zij het dan alleen met betrekking tot het gemotoriseerde
verkeer.
Waar het om gaat is - en men zal wel begrijpen dat ik echt geen
halszaken meer maak - dat ik bang ben dat als wij vanavond niet kie
zen voor een van beide oplossingen, t. w. een voetgangerstunnel of de
overweg laten bestaan met een ahob, zal blijken dat wij in de tijd ge
zien te laat zijn om daar bij de N. S. nog verandering in te brengen.
De heer VAN WERKHOOVEN: Dus de pen op de neus!
Wethouder VERMEULEN: Dat is dan inderdaad tot op zekere hoogte
de pen op de neus. Daar hoeft men echter niet voor opzij te gaan. Men
kan die pen gerust van de neus afnemen, daar zal ik echt niet boos om
zijn. Wanneer men dit voorstel niet wil aannemen, laat men de zaak
lopen en dan komt het in een volgende vergadering wel weer aan de
orde.
De heer VAN WERKHOOVEN: Ik wil graag stemming over dit voor
stel.