770 15 OKTOBER 1970. zij dit gebouw voor gemeenschappelijke doeleinden te gaan gebruiken in verband met de veel te geringe betaalbare vergaderruimte in Breda. Deze vraag is maanden geleden gesteld, maar tot op heden is bij geen der besturen enig antwoord of informatie binnengekomen. Is het colle ge niet van mening dat het op zijn minst beleefd zou zijn burgers die vragen stellen en daarmee blijk geven van mee te willen denken, al thans enige informatie te geven door een schriftelijke beantwoording? Wat is waar van de - langzamerhand zeer hardnekkige - geruchten dat het K.M. T. -gebouw zal worden ingericht als moskee? De heer VAN DER WERFF: Een langdurige bespreking over de pro blematiek van de reclasseringssubsidiëring in deze raad leidde tot te rugnemen van de preadviezen in ae vergaaering van juni. Sedertdien hebben wij er als ik het goed heb niets meer over vernomen. Kunt u mij vertellen waarom niet en of er eventueel nog preadviezen zullen komen? Een tweede vraag: de ijzeren staven die als afscheiding van de rijweg bij de speelplaats aan de Piet Avontuurstraat moeten dienen, zijn al een paar maanden geleden naaï ik aanneem door onverlaten ontvreemd. Zou het mogelijk zijn deze essentiële voorziening voor de veiligheid van de daar spelende kinderen wederom aan te brengen? Vervolgens een derde, indirecte vraag. Is de mededeling van de heer Mendes onder agendapunt 2 op te vatten als een verklaring van de gehele fractie van de P. v. d. A.dan wel gezien het commentaar van de voorzitter van het college van de raadsleden dier fractie, minus het raadslid dat tevens het wethouderschap bekleedt, of sprak de heer Men des namens mevrouw De Bonte, de heer Wierckx en zichzelf? Als laatste vraag: onze raad vergrijst ietwat, maar zou het college iets kunnen meedelen over de eventuele data van de begrotingsbehan deling? Voor de verkiezingscampagnes die ons wachten - dat geldt on getwijfeld ook voor andere hier aanwezigen - zou het bijzonder prak tisch zijn wanneer al een aantal data werd vastgesteld, waarbij ik mij realiseer dat het gemeentebestuur al in een situatie verkeert waarin de artikelen 238, 242 en 243 van de gemeentewet met betrekking tot de termijn nauwelijks meer te handhaven zijn. De VOORZITTER: U begrijpt natuurlijk dat het college uw indirec te vraag niet kan beantwoorden, mijnheer Van der Werff. De heer QUADEKKER: In de vergadering van 16 juli heb ik bij de rondvraag een vraag gesteld over laadkisten. De vraag was buitenge woon eenvoudig, maar het is nu 15 oktober en ik heb nog geen antwoord ontvangen. Ik kan mij niet voorstellen dat zo'n knap college meer dan drie maanden nodig heeft om een zo eenvoudige vraag van een ant woord te voorzien. De VOORZITTER: U vindt haar misschien eenvoudig! De heer VAN BANNING: Ik heb het verslag gelezen van de Ste delijke Muziekschool Breda en daaruit heb ik begrepen dat - ik weet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 770