788 28 OKTOBER 1970. gedurende de vrije tijd en die in de eerste plaats wordt gemotiveerd door de voldoening of het genoegen, dat daarvan wordt verkregen. Er zijn vele vormen van recreatie., welke echter terug te brengen zijn tot twee hoofdvormen n. L het ondernemen en het ondergaan. Naar gelang de geaardheid van het individu zal de een meer voldoening be leven in het ondernemen en de ander in het ondergaan. Uitgaande van deze principes zijn partijen van mening, dat acti vering van elk streven tot het scheppen van de daarvoor benodigde mo gelijkheden bevorderd moet worden. De simpelste vorm "het eigen tuintje" tot het scheppen van groots opgezette projecten met veelsoortige mogelijkheden, worden hiertoe gerekend. Aanpassing van de woonvormen, aanleg van sportvelden, zwemba den, gymlokalen in de eigen stad, zowel als het verlenen van daadwerkelijke medewerking en steun aan o.p gang zijnde ontwikkelingen in de regio, wor den geacht te behoren tot de taak van het gemeentebestuur. In samenhang met het zoeken naar de juiste woonvormen, het cul tuurbeleid, de jeugdzorg en de zorg voor het milieu en als onderdeel van het begrip Ruimtelijke Ordening, welke facetten bijdragen tot het welzijn van de bevolking, vereist de recreatie bijzondere aandacht, te meer nu nieuwe en zich wijzigende vormen van recreatie zich opdrin gen en steeds meer aandacht, begeleiding .en financiering.(eventueel subsidiëring) van de overheid vragen. Daarbij stelt zich bovendien de vraag of subsidiëring van de traditionele uitingen of vormen van recre atie (cultuur) in zijn oude vorm en omvang nog wel verantwoord is. Partijen zijn dan ook van mening, dat op korte termijn een nieu we studie en een nadere bezinning over de totale problematiek in de sector cultuur en recreatie dringend gewenst is. Beleidsnota. Het voeren van een goed gefundeerd en daardoor verantwoord beleid is in de huidige dynamische tijd en samenleving slechts mogelijk op basis van een duidelijk vastgelegde visie op langere termijn. Binnen het kader van zo'n lange termijnplanning is voortdurende bezinning op en aanpassing aan gewijzigde en zich wijzigende omstandigheden nodig en gewenst. Uitgaande van dit gegeven achten partijen het gewenst: a. dat de grondslagen van het beleid op lange termijn, neergelegd in een nota van uw college, zoals die door de raad in januari 1968 voor de eerste maal zijn besproken en vastgesteld, op korte termijn opnieuw zullen worden bestudeerd, zonodig worden aangepast of opnieuw vastgesteld, opdat deze toekomstvisie als uitgangspunt en leidraad kan dienen voor: b. een jaarlijkse beleidsnota, welke het college van burgemeester en wethouders de raad bij voorkeur tegelijk met de begroting en het niet geldelijk rendabel investeringsplan zal presenteren. In deze jaarlijkse beleidsnota zal het college een verantwoording geven van het gevoerde en een overzicht en een inzicht van het te voeren toekomstige beleid op korte termijn (bijv. 1 jaar).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 788