804 12 NOVEMBER 1970 is mijns inziens ons aller belang en ik moet daarbij zeggen dat ik niet geloof in georganiseerd wantrouwen als basis voor de democratie. Toch heb ik de indruk dat deze werkgroep, zo kort na het samen stellen van ons college, zo kunnen tenderen in die richting, ook al is dat natuurlijk met de bedoeling en de opzet geweest en vandaar ook dat ik ben begonnen mijn waardering voor het initiatief uit te spreken. Niettemin geloof ik dat men de bezwaren goed moet onderkennen. Waar bestaat bijvoorbeeld de verantwoordingsplicht van raadsleden tegenover raadsleden, behalve dan bij wethouders tegenover raadsleden? Wethouders zijn ook raadsleden. Waar is de handelingsbevoegdheid, even tueel het ontbreken van handelingsbevoegdheid buiten de gemeentegrenzen voor individuele raadsleden? Ik kan die in de Gemeentewet niet vinden, wel echter voor het college van burgemeester en wethouders en even tueel ook voor de collegialiteit van de raad in zijn geheel, maar ook alleen dan. Een individueel raadslid is niets, tezamen zijn wij alles. Mijn fractie bestaat uit leden die tot elke samenwerking bereid zijn en wij zouden als fractie onze steun bepaald niet aan een voorstel willen onthouden voor overleg van fractieleden titre personnel. Onze fractie is echter wel van mening dat een raadsbesluit met de staats rechtelijke implicaties van dien zeer weloverwogen dient te worden ge nomen, teneinde te vermijden dat wij zouden komen tot een aantal sub- of facet-wethouders, in tweeërlei betekenis te interpreteren, waardoor er op een gegeven moment nog maar enkele raadsleden aan deze kant van de tafel zouden zitten en vele aan de andere kant. De heer VAN CAULIL: Mijn naam is hier genoemd en ik heb ook inderdaad het overleg in Prinsenbeek en Terheijden bijgewoond. Ik was namelijk persoonlijk uitgenodigd en ik meende aan die uitnodiging ge volg te moeten geven. Ik was daar echter niet als vertegenwoordiger van de raad, noch als vertegenwoordiger van mijn fractie. Ik meen dat ik het volste recht heb om die besprekingen te volgen om infor matie in te winnen en mijn zienswijze naar voren te brengen. Toen het in Prinsenbeek zo. ver was dat het op stemming aankwam, heb ik mij bij de eerste stemming duidelijk een tegenstander getoond van de vor ming van wat ik noem een vierde bestuurslaag door het samenstellen van een werkgroep met enige bevoegdheid. Anderzijds heb ik gesteld dat het algemeen belang verschillende vormen heeft waarover men open en eerlijk met elkaar van gedachten kan wisselen, zoals --ik heb ze allemaal genoemd -- voorzieningen op het gebied van de brandweer, het openbaar vervoer, de openbare veiligheid, water- en luchtveront reiniging, gezondheidszorg, ziekenvervoer, onderwijs, enz. Ik meen dat het juist zou zijn in onderling overleg te komen tot een gedachten- wisseling over wat er op die punten zou kunnen worden gedaan. Wanneer dan gesteld wordt dat wij daar waren als vertegenwoordigers van de K. V. P. dan wil ik zeggen dat ik daar was op een persoonlijke uitnodiging en dat ik geen enkele verplichting ben aangegaan die iets te maken heeft met de gemeenteraad van Breda of met mijn fractie. Ik ben van mening dat het voor ieder raadslid mogelijk moet zijn met anderen van gedachten te wis selen over het belang van de streek.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 804