807 12 NOVEMBER 1970 qua leeftijd niet, want ik ben de middelbare leeftijd al gepasseerd. Wij zitten hier echter niet als rebellen en wij willen het u echt niet moeilijk maken, mijnheer de voorzitter. Wij hebben dit allemaal heel eerlijk bedoeld, zoals destijds is beloofd en ik neem dan ook aan dat de heer van der Werff het als een grapje heeft bedoeld en het niet zo ernstig meent. Over de betekenis van het laten voeren van het overleg door raads leden in plaats van door wethouders heb ik een bepaalde opvatting. Ik geloof namelijk dat wij dit kunnen vergelijken met een gezin. Als kinderen moeilijkheden hebben, gaan zij niet direct naar het hoofd van het gezin --de vader - maar naar hun moeder, die de zaak dan bij vader moet bepleiten. Zo zie ik het hier ook. Men wil eerst eens met elkaar praten, om daarna met voorstellen bij de vader van de raad te komen» Ik geloof dat u het in dit licht moet zien. De heer CRUL: Ik heb een punt van orde, mijnheer de voorzitter. Ik wil u namelijk verzoeken de vergadering een ogenblik te schorsen. De VOORZITTER: Nu al, mijnheer Crul? Ik wil graag eerst de tweede instantie afmaken, als daar nog behoefte aan is. Mag ik dan daarna even op uw voorstel terugkomen? Ik kan mij namelijk voor stellen dat er naar aanleiding van hetgeen straks is gezegd en mijn antwoord in eerste instantie nog enkele opmerkingen zijn overgebleven. De heer CRUL: Dan wil ik graag nog gewoon een opmerking maken. U hebt in uw antwoord gesteld dat het college van burgemeester en wethouders nogal wat moeite had met de taakstelling. Wij hebben dat ook wel voorzien toen Wij ons voorstel opstelden. Zoals ik zojuist al heb gezegd is er behoefte om te praten. Wanneer men dan gaat voor opstellen waar men heen wil, van Breda uit gezien, dan wordt het naar onze mening voor de andere gemeenten moeilijk om daaraan deel te nemen. Er kunnen dan namelijk weer scherpe kantjes ontstaan en die hebben wij willen vermijden. Wij geloven dus dat eerst de werkgroep tot stand moet komen en dat daarna pas moet worden gesproken over de taakstelling. De heer VON SCHMID: Ik heb met genoegen uit uw antwoord op gemaakt dat er hier helemaal geen monster geboren staat te worden. Verder ben ik het volledig eens met de heer Geene en anderen die daar over hebben gesproken dat het overleg dat door het college wordt gevoerd totaal niet wordt doorkruist en ik geloof dan ook dat wij ons niet achter allerlei staatsrechtelijke argumenten moeten verschuilen en dat wij ge woon moeten laten merken dat Breda bereid is met andere gemeenten in een werkgroep te gaan praten. De heer VAN LOON: Ik wil nergens misverstand over laten bestaan. Mijn fractie en ik zijn volledig bereid met iedereen te praten over alle mogelijke onderwerpen. Wij vinden het echter onjuist dit te laten ge beuren door een delegatie uit deze raad en benoemd door deze raad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 807