808 12 NOVEMBER 1970 Als wij een open en eerlijk gesprek willen voeren met wie dan ook moeten wij deze mensen ook open en eerlijk tegemoet kunnen treden en niet gebonden door een mandaat van deze raad. De heer VAN DER WERFF: Ik meen dat institutionaliseren van het overleg via een raadsbesluit volledig seciindair is ten aanzien van de werkelijke problematiek, dat is een gesprek tussen Breda en de P. T. T. - gemeenten. Ik wil mij wat dat betreft dan ook graag aansluiten bij de heer van Loon. Ieder raadslid moet zich --de heer van Caulil heeft het nog eens heel duidelijk gezegd -- individueel met iedereen kunnen ver staan, daar is geen enkel bezwaar tegen. Sterker nog, mijn fractie is, niet via een besluit van deze gemeenteraad, maar als fractie bereid in het fractiebesluit vast te leggen dat wij bereid zijn drie leden voor dat overleg te leveren, maar nogmaals, niet via een raadsbesluit. Ik vraag mij wel af of sommige raadsleden niet de termen "openheid" en "openbaarheid" verwarren. Openbaarheid is namelijk heel duidelijk iets anders, daar is zelfs een verschrikkelijk groot en dik rapport over verschenen, dan openheid. Men kan een open gesprek voeren achter gesloten deuren, dat is zeer wel mogelijk. Op het moment dat men meent dat dat niet kan stelt men zich de nuanceringen van de beleids vorming zonder meer onvoldoende duidelijk voor ogen. Wel zou mijn fractie het van groot belang achten dat bij een eventueel privé overleg tussen Bredase gemeenteraadsleden en gemeenteraadsleden van de zo genaamde P. T.T. -gemeenten -- waarbij ik niets van de heer Kramer wil zeggen -- ook gepoogd wordt. De heer KRAMER: Er zijn meer P. T. T. -ers.' De heer VAN DER WERFF: Ja, dat heb ik inmiddels begrepen, wij hebben aanwas gèkregeii.' door de betrokken gemeenteraadsleden om leden van de raad van de gemeente Nieuw -Ginneken bij deze besprekingen te betrekken. Daarmee zou men een wezenlijk belang dienen, want dan ontstaat een afgerond geheel en een duidelijk alternatief. De VOORZITTER: Ik heb het idee dat niemand u niet verstaat, mijnheer van der Werff.' De heer VAN DER WERFF: Ja, dat komt doordat ik daar vroeger onder een soort alkoof zat.' Tenslotte wil ik nog opmerken dat ik aan niemands- eerlijkheid en oprechtheid heb getwijfeld, dat wil ik hier uitdrukkelijk verklaren. Ik heb ook helemaal niet bedoeld mij ten aanzien van de initiatief nemers, noch van mijn eigen fractie, noch van andere fracties, ook maar enigermate sarcastisch of laatdunkend uit te laten. Ik wil er echter wel aan toevoegen dat het mij van het hart moet dat, wanneer de heer Geene in tweede instantie een matriarchale of patriarchale verhouding oproept, een paternalistische rol van het college van bur gemeester en wethouders niet meer in deze tijd past.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 808