813 12 NOVEMBER 1970 7. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VAST STELLING VAN DE JAARREKENING 1969 VAN DE STICHTING MEDISCHE SPORTKEURING BREDA. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders be sloten. 8. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET TOEKENNEN VAN EEN SCHADELOOSSTELLING AAN DE HUUR STER VAN HET BEDRIJFSPAND VESTKANT 7. De heer VAN CAULILr In de lange tijd dat ik lid ben geweest van de afdeling voor openbare werken is mij duidelijk geworden dat het bij schaderegelingen enerzijds voornamelijk gaat om eigenaren van panden of gronden en anderzijds om huurders, pachters of gebruikers van die eigendommen. Daar zijn schaderegelingen voor die in de loop der tijd wel bekend zijn geworden. De laatste tijd doet zich echter iets geheel nieuws voor. Wij hebben hier te maken met een huurder die geen gebruiker is van een eigendom, die schade claimt wegens het vervallen van een verkooppunt. Ik heb daar al vaker bezwaren tegen geuit omdat ik het daar niet mee eens ben en ik heb ook getracht duidelijk te maken waarom ik van mening ben dat allen het verlies van een verkooppunt niet aangeeft dat er schade wordt geleden. Men heeft mij toen verteld dat er op dit punt jurispru dentie is en dat een andere vorm van onteigening meer zou kosten en uitstel zou veroorzaken. Ik ben dan ook verschillende malen door de knieën gegaan en met behoud van mijn bezwaren akkoord gegaan met het voorstel. Nu is het echter zo ver gekomen dat ik duidelijk moet stellen dat ik, wanneer er geen nadere uiteenzetting komt en een duidelijke verklaring om het voor mij aannemelijk te maken, niet met dit voorstel kan mee gaan. Er wordt hier namelijk in het geheel niet aangetoond dat er schade wordt geleden, alleen dat de huurster een verkooppunt verliest. Het is mij echter bekend dat --ik zal maar heel duidelijk zijn, dan begrijpen wij het allemaal -- 500 meter verder in een vroegere bakkerij aan de Oranjeboomstraat een nieuw verkooppunt wordt gevestigd. Ik heb helemaal niets tegen sommige personen of firma's, daar gaat het mij helemaal niet om. Ik heb ook in de afdeling verklaard dat ik, deel uitmakende van de afdeling en de raad, van mening ben dat ik verplicht ben een duidelijk standpunt in te nemen wanneer ik iets niet meer in overeenstemming kan brengen met mijn mening, ik zou bijna zeggen: met mijn geweten. De heer SPANJER: Het punt waarover de heer van Caulil heeft ge sproken is inderdaad onderwerp geweest van een lang gesprek in de af deling voor openbare werken. Ik moet zeggen dat ik toch op het stand punt sta dat er schade is en dat, wanneer er een aantoonbare schade is, de huurder -- wie dat ook moge zijn -- van een bedrijfspand een schade claim kan indienen. Ook de berekening van de omvang van de schade

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 813