815
12 NOVEMBER 1970
in de eerste plaats de exploitant in aanmerking komt voor een schade
loosstelling. In dit geval is de exploitant al schadeloos gesteld via
een raadsbesluit dat in maart jl. is genomen.
Blijft over het probleem van de eerste huurder, in casu De Drie
Hoefijzers. De wet van 8 december 1961 moet worden geïnterpreteerd
volgens de bestaande jurisprudentie, die zonder meer bepaalt dat de
eerste huurder op dezelfde wijze schadeloos dient te worden gesteld
als de onderhuurder, ook in dit geval. Wanneer de heer van Caulil
daar bezwaar tegen maakt kan ik dat wel met hem meevoelen, maar
wat het college met dit voorstel doet is niets meer dan het uitvoeren
van de wet en ik ben het dan ook met de heer Spanjer eens die heeft
gezegd dat de heer van Caulil met zijn bezwaren niet hier moet zijn,
maar in de Tweede Kamer.
De heer VAN CAULIL; Ik wordt door het antwoord van de wethouder
slechts gesterkt in mijn protest. Volgens de wethouder zal de nieuwe
wet een nog ruimere marge bieden en derhalve een nog grotere mogelijk
heid tot het krijgen van een vergoeding van schade die er volgens mij niet
is en dan wil ik het woord "misbruik" niet gebruiken.
Op die grotere marge wil ik graag iets dieper ingaan, om te voor
komen dat men mij verkeerd begrijpt. Ik ben een groot voorstander
van een verruiming van de vergoeding voor huurders van bedrijfspan
den, dus van neringdoenden. Wat is in wezen het geval? In de agra
rische sector kent men pachters. Een pachter heeft recht op een vergoeding
van maximaal tien jaar inkomstenschade. Voor kleine zelfstandigen,
huurders van een winkel of een ander bedrijfspand is dit beperkt tot
drie jaar inkomstenschade en/of acht maal de huur. Wanneer het op
basis van inkomstenschade gaat wordt er dus een groot verschil gemaakt.
Ik heb daar nooit bezwaar tegen gemaakt wanneer er in de agrarische
sector schadevergoeding werd verleend. Het blijkt echter dat, wanneer
wij de inkomsten stellen op 10. 000, -- per jaar, de ene inwoner van de
gemeente ƒ100. 000, -- krijgt, omdat hij onder de agrarische regeling
valt, en de andere inwoner 30. 000, --. Ik wil duidelijk stellen dat ik
er heel gelukkig mee zal zijn als dit wordt rechtgetrokken, zoals ik
opmaak uit de mededeling van de wethouder dat er een ruimere marge
komt» Er zijn echter nog andere dingen die hierbij een rol spelen en ik
geloof dat het goed is dat dit eens in het openbaar wordt gezegd. Wan
neer op een gebied een bestemmingsplan ligt, dan kan een pachter
van land- of tuinbouwgrond tot het laatst toe zijri inkomen waarmaken.
Een wijk die gesaneerd moet worden wordt echter steeds verder ontvolkt
en de winkelier blijft daar met zijn winkeltje zitten, dat vaak al gestut
is omdat hij het zo lang mogelijk probeert uit te houden. Ik wil niet
zeggen dat ons aankoopbeleid hieraan schuldig is, maar hoe kan die
winkelier in de laatste jaren dat hij daar zit zijn rnkomen waarmaken?
Hoe groot is zijn rnkomstenschade? Zijn inkomen rs namelijk al zover
geslonken dat hij alleen maar door een vergoeding van acht maal zijn
jaarhuur nog aan een redelijk bedrag kan komen. Bovendien wordt aan
de huur van zo'n bedrijfspand intussen niets gedaan. Die huur wordt niet
opgetrokken en er wordt geen enkele voorziening getroffen, het komt
zelfs voor dat men op basis van de huur nog een grote schade lijdt.