818
12 NOVEMBER 1970
Wethouder DE RAAFF: Over dit voorstel is uitvoerig gesproken
in de afdeling, namelijk gedurende vijf uur in twee vergaderingen.
Dit heeft geleid tot een aantal punten die ik graag aan de vergadering
wil voorleggen. Het eerste punt is de wijziging van artikel 15. Wij waren
voornemens een nieuw reglement te maken en daarmee ook te gaan
werken. Het bleek echter dat de oorspronkelijke opzet van artikel 15,
zoals vermeld in het raadsstuk dat u is toegezonden, juist leidde tot
uitstel tot het moment dat de nieuwe Algemene Bijstandswet in werking
zou treden. Daarom hebben wij een nieuwe redactie gevonden, waarin
staat dat het nieuwe reglement onmiddellijk in werking treedt. In verband
met de redactie van voorga .de artikelen was het nodig daarin een be
perking aan te brengen. Waar in het reglement namelijk wordt gesproken
van artikel 61 moet gedurende enkele weken nog worden gelezen artikel
72 van de Algemene Bijstandswet en bovendien blijft artikel 11 van het
reglement buiten toepassing, omdat dit een artikel is dat direct verband
houdt met de nieuwe Algemene Bijstandswet en op dit moment dus nog
niet kan worden toegepast.
De discussie in de afdeling heeft er ook toe geleid dat ik enkele
toezeggingen heb gedaan. Het voorstel bevat namelijk een verdeling
van het aantal leden van de commissie voor de verlening van bijstand
in een raadslid en zes met-raadsleden. In de afdeling bleek echter dui
delijk dat men wilde naar een verdeling van twee raadsleden en vijf niet-
raadsleden. De afdeling is ermee akkoord gegaan dat de voordracht nu
zo in stemming wordt gebracht, maar ik heb toegezegd dat het college
de raad bij de eerstvolgende vakature zal voorstellen een tweede raads
lid te benoemen.
Een tweede toezegging die ik heb gedaan betreft de wijze van ver
vanging van de ledeh van het college voor de verlening van bijstand,
omdat bleek dat de afdeling prijs stelde op een rooster van aftreden.
Niet voor niets hadden wij in het voorstel de zittingsduur van de leden
bepaald op vier jaar, daar hadden wij argumenten voor. Er zijn echter
ook argumenten aan te voeren om een rooster van aftreden te maken,
maar dat moet nog zorgvuldig worden afgewogen. Wij zullen ons echter
op dat punt beraden.
De derde toezegging die ik heb gedaan betrof een zeer heet hang
ijzer, namelijk een betere procedure voor de kandidaatstelling. Er is
niet gezegd dat de wijze van kandidaatstelling niet goed is, maar men
meende dat er een betere kandidaatstelling mogelijk zou moeten zijn,
die meer gelegenheid tot inspraak geeft. Hoe het zou moeten worden
is nog niet bekend op dit moment, maar ik heb toegezegd dat wij,
met inbreng van iedereen die er een wijs woord over kan zeggen, blijven
streven naar een betere procedure voor inspraak bij het kandideren van
mensen.
De heer ROOZEBOOM: De wethouder heeft de vragen die ik wilde
stellen al bijna geheel beantwoord.
De VOORZITTER: Dat vreesde ik al, ja.'