819 12 NOVEMBER 1970 De heer ROOZEBOOM: Toch wil ik namens de K. V. P. -fractie nog wel iets over dit voorstel zeggen. Over het algemeen kan het onze instemming wegdragen, hetgeen zowel de reglementswijziging betreft als het feit dat daarin nu een instelling ex artikel 61 e.v. van de gemeentewet wordt opgenomen. Wij juichen het bijzonder toe dat het college de uitvoering van de Algemene Bijstandswet op deze wijze wil regelen. Hoewel een en ander misschien nog in stemming moet komen, meen ik te mogen stellen dat de voordracht van personen door de K. V. P. - fractie in het algemeen gesteund wordt. Hoewel de wethouder reeds heeft geantwoord op een aantal punten die in de commissie aan de orde zijn geweest, wil ik er toch nog even op ingaan. In de eerste plaats is dat de vertegenwoordiging van raads leden in het college van bijstand. De wethouder heeft gezegd dat wij willen streven naar een verhouding 5-2, maar ik meen dat dat niet zo duidelijk is afgesproken. Wanneer echter in het algemeen de discussie daarover nog opengesteld kan worden om te zijner tijd een voorstel tot wijziging in te dienen, dan kan ik daar vrede mee hebben. Het mo tief om een zwaardere vertegenwoordiging van gemeenteraadsleden in dit college te hebben is mijns inziens hierin gelegen dat deze belang rijke wet, hoewel die vijf jaar bestaat, nog niet voldoende is ingebur gerd en dat de raad zich daardoor zeer betrokken voelt bij de toepas sing van die wet, om welke reden hij een zwaardere deputatie gewenst acht. De reden van de opmerking over artikel 4, het rooster van aftreden, is dat een schema waarin alle leden om de vier jaar aftreden zeker pro blemen zal geven, aangezien enerzijds een grote continuïteit vereist is en anderzijds een redelijke mate van verfrissing toch ook weer nodig is op zijn tijd. Wij menen datbij deze formulering geen redelijk even wicht tussen deze twee wordt gevonden. Wanneer echter de bereidheid bestaat de regeling op dit punt te veranderen door te zijner tijd een voor stel tot wijziging in te dienen, hebben wij daartegen op dit moment geen bezwaar. Tenslotte de procedure van de kandidaatstelling. Dit punt heeft nogal wat beroering gewekt en is dan ook een onderwerp van uitvoerige discussie geweest. De K. V. P. -fractie is van mening dat in het streven naar democratisering en inspraak een kritische toetsing van dergelijke procedures, niet alleen voor dit college, maar in het algemeen, bijzon der nuttig is, zoals het in het algemeen nuttig is kritisch te zijn ten aan zien van gevestigde gedragspatronen. Wij geloven dan ook dat dit een punt is dat thuishoort in de eventueel te benoemen commissie ad hoe, zoals bedoeld in de boodschap. De wethouder heeft zich inmiddels al bereid verklaard dit verder punt van discussie te doen zijn in de com missie. Dereden dat de K.V.P. -fractie er niet op staat de aanvaarding van dit voorstel te bemoeilijken en eerst een andere procedure te vinden, is hierin gelegen dat er zeker redenen zijn dit college van bijstand snel in te stellen. Verder wordt het aantal leden van dit college verminderd van dertien tot zes en het is bekend welk een grote kennis zo'n groep verworven heeft in de toepassing van de algemene bijstandswet. Om die nu op de helling te zetten, in die zin dat men mogelijk tot een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 819