823
12 NOVEMBER 1970
Wat de wijziging van het reglement betreft zou ik willen opmerken
dat ook die uitvoerig is besproken. Dit is juist een van de dingen die ik
hieraan zou willen vastknopen, omdat ik van mening ben dat met een
nieuwe procedure en met een betere doorstroming allengs een betere
vervanging van het college van bijstand tot stand zal kunnen komen.
Wij gaan akkoord met het voorstel dat aan ons is voorgelegd, allereerst
omdat het uitwerken van een nieuwe procedure enige tijd zal vergen.
Ik ben met mejuffrouw Paulussen van mening dat hieraan een termijn
zou moeten worden gesteld, waarbij ik een termijn van drie maanden
voldoende vind. Een termijn van een maand zou ik niet voldoende
hebben gevonden. Bovendien vind ik het onterecht een college te ont
slaan op grond van het feit dat het tot 3tand is gekomen op grond van
een procedure waaraan het zelf niets kan veranderen. Verder heeft het
uitstekend werk verricht en te verwachten valt dat het ook in de toekomst
uitstekend zal werken.
Tot slot wil ik nog met enkele woorden ingaan op de brief van
het N. K.V. Wij zijn van mening dat een groepering die zich dermate
betrokken voelt, bij de totstandkoming van dergelijke commissies zijn
inbreng moet kunnen hebben om tot een betere procedure te komen.
In die zin zou ik de brief positief willen uitleggen.
De heer KRAMER: Onze fractie heeft geen moeite met dit voorstel.
Na de gedegen voorbereiding door uw college is het in wezen een een
voudige zaak, wat niet wil zeggen dat het geen belangrijke aangelegen
heid zou zijn. Natuurlijk is een college voor de verlening van bijstand
zeer belangrijk, zeker wanneer dit een commissie ex artikel 61 e. v.
van de gemeentewet wordt.
Burgemeester en wethouders volgen de mogelijkheid die de wet
biedt om bevoegdheden over te dragen. In deze delegatie is een groot
stuk vertrouwen ingebouwd, dat vanzelfsprekend is gebaseerd op de er
varingen van de laatste jaren met de in de voordracht genoemde perso
nen. Het werk van deze commissie oude stijl op grond van artikel 72
van de Algemene Bijstandswet mag dan ook met veel waardering worden
genoemd. Het is daarom begrijpelijk dat wederom een beroep wordt
gedaan op deze uitermate geschikte leden, mede in het kader van de
continuïteit van de werkzaamheden. Voortvarendheid vinden wij in dezen
beslist niet onbelangrijk.
Wij hebben wel wensen ten aanzien van de vernieuwingsprocedure,
die hier al meerdere malen is genoemd. Aangezien in de boodschap
van deze raad aan uw college de democratisering echter primair is
gesteld, hebben wij op dit moment geen behoefte aan het aanbrengen
van wijzigingen. Wel denken wij aan -- deze punten zijn reeds genoemd
door de wethouder en door de heer Roozeboom --de mogelijkheid twee
raadsleden deel van deze commissie te doen uitmaken en aan een roos
ter van aftreden, waarover de wethouder een toezegging heeft gedaan,
hoewel mij dit nog niet zo eenvoudig lijkt. Wij zouden ook, zoals wij
bij andere raden hebben voorgesteld, het instituut van de plaatsver
vangers meer gestalte willen geven. Wij wachten dan ook gaarne de
studie dienaangaande af en daarom vinden wij het niet juist op dit
moment daaraan een termijn te stellen.