824
12 NOVEMBER 1970
Men zou zich overigens kunnen afvragen of, gezien het feit dat
er in de afdeling vijf uur over dit onderwerp is vergaderd, die studie
nog niet is begonnen en dan wil ik voorbijgaan aan hetgeen mevrouw
van Nes heeft gezegd, namelijk dat zij reeds een duidelijke afspraak
heeft met de wethouder. Ik laat die afspraak of dat afspraakje gaarne
voor haar rekening, want ik weet niet wat zij daarmee bedoelde.
Wat de brief van het N. K.V. betreft wil ik mij graag aansluiten
bij de woorden van mevrouw jager. Ik voel de betrokkenheid van het
N.K.V. met dit werk, maar ik zou het N.K.V. toch willen voorstel
len dit onderwerp in het p1- tselijk overleg van de drie vakcentrales
ter sprake te brengen, omdat dit mij juister lijkt.
Tenslotte kan ik zeggen dat wij gaarne akkoord gaan met dit
voorstel, met inbegrip van de wijziging van artikel 15.
Wethouder DE RAAFF: Het blijkt toch nuttig te zijn geweest dat
dit stuk uitvoerig in de raadsafdeling is besproken, Het heeft dan
wel vijf uur gekost, maar ik geloof dat het toch geleid heeft tot een
vergaande mate van overeenstemming in de gedacjitenwisseling en
ook op dit vlak in de inbreng van de raadsleden.
Dit voorstel kan worden verdeeld in drie gedeelten. In de eerste
plaats het al of niet besluiten tot het instellen van een commissie ex
artikel 61 e.v, van de gemeentewet. Dat was weliswaar het voorstel,
maar het had natuurlijk ook anders gekund, want er zijn verschillende
grote steden zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Eindhoven,
waar men helemaal geen college voor de verlening van bijstand kent
en evenmin een commissie ex artikel 61 e.v. voor de uitvoering van
de Algemene Bijstandswet. Daar wordt het gewoon door de sociale
diensten gedaan. Dit is een alternatief dat wij in Breda ook hadden,
maar wij waren van mening dat het democratisch was voor te stellen
een commissie ex artikel 61 e.v. in te stellen en ik heb van de ver
schillende fracties gehoord dat men daar zeer gelukkig mee is.
Het tweede punt van dit voorstel is het vaststellen van het reglement.
Alle leden zijn het daarmee eens, ook met de wijziging van artikel 15.
Alleen wat artikel 4 betreft, waar eenvoudig staat dat de leden voor
vier jaar zitting hebben, zou men graag een vervangingsregeling zien.
Ik heb in de afdeling al toegezegd dat ik daar positief naar wil streven,
maar nu wil mejuffrouw Paulussen mij binden aan een termijn van
drie maanden. Ik zie wel kans binnen drie maanden met een ver
vangingsregeling te komen, ik stel mij voor daarover nog met de raad
van gedachten te wisselen. Gesteld echter dat wij komen met een rooster
van aftreden, dan impliceert dat wel dat bij volgende vakatures een
nieuwe procedure gereed moet zijn, want wanneer er iemand aftreedt
krijgt men weer het probleem van wie er kandidaat moet worden ge
steld. Het feit dat ik binnen drie maanden met een dergelijk rooster
kan komen wil natuurlijk niet zeggen dat er ook binnen drie maanden
mensen zullen aftreden, want ik verwacht dat de eerste aftreding
volgens het rooster dan wel over een jaar zal zijn, maar wanneer
wij een rooster van aftreden hebben, dan moeten wij in theorie ook
een procedure hebben voor de kandidaatstelling.