847
12 NOVEMBER 1970.
informeren.
De VOORZITTER: U hebt groot gelijk!
De heer SANDBERG; Allereerst een vraag die terugslaat op punt
4 van de agenda, de ingekomen stukken waarvan wordt voorgesteld die
voor kennisgeving aan te nemen. In de raadsafdeling is het verslag van
de Stedelijke Muziekschool behandeld en ik had een aantal opmerkin
gen over de opzet en de inhoud van dit verslag. In de afdelingsvergade
ring is mij daarop meegedeeld dat gewerkt wordt aan richtlijnen voor
dit soort verslagen. Aangezien dergelijke richtlijnen de efficiency van
het raadswerk waarschijnlijk in niet onaanzienlijke mate zullen verho
gen, wil ik het college verzoeken hier aandacht aan te besteden.
2. Reeds geruime tijd geleden heeft onze toenmalige fractie
voorzitter, de heer Melzer, een aantal vragen gesteld in verband met
de hengelsport. Hoewel naar mijn schatting, maar die is niet helemaal
exact, sindsdien ongeveer een half jaar is verstreken, meen ik dat daar
toch nog geen antwoord op is verschenen. Ik zou dan ook graag willen
vernemen door welke oorzaken die beantwoording zo lang wordt opge
houden en wanneer die nu te verwachten is.
3. Een onderwerp dat qua inhoud reeds meerdere malen in vra
gen en/of opmerkingen aan de orde is gesteld is het volgende. In een
recente publikatie in vrijwel alle publiciteitsmedia is een aantal cijfers
genoemd over het druggebruik onder scholieren. Het betrof hier een on
derzoek onder leerlingen van middelbare scholen, H.T. S. - en kunst
academies. Hoewel 12- en 13-jarigen in het onderzoek betrokken wa
ren, bleek dat 10% wel eens in aanraking kwam met drugs en °]o
zelfs regelmatig. Omdat deze cijfers op de jeugd betrekking hebben
en dit onzes inziens meer een sociaal-medisch probleem is dan een
justitioneel probleem, wil ik de volgende vragen stellen:
a. Is het college van mening dat er ook een taak ligt voor
de gemeentelijke overheid en de haar ten dienste staande instanties
om het toenemende gebruik van drugs onder de jeugd te bestrijden door
actieve en gerichte voorlichting?
b. Welke maatregel en zijn reeds door u genomen en welke
maatregelen kunnen wij, zo u positief reageert op deze vraag, tege
moet zien en op welke termijn?
4. Verschillende personen hebben mij gedurende de zomer
maanden benaderd met klachten over het parkeren van caravans die
niet hun eigendom zijn, maar die wel voor hun deur stonden. Tot wel
ke instanties kunnen deze mensen zich wenden en op welke manier
kan tegen deze ongewenste situatie worden opgetreden?
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Het vergaat mij net als de heer
Sandberg: ik heb behoefte aan eindeloze informatie.
De VOORZITTER: Daar behoeft u zich echt helemaal niet
voor te excuseren.'