17 DECEMBER 1970 876 Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil graag een opmerking maken naar aanleiding van volgnummer 4 van de bijlage, de verkoop van bouwgrond aan de N. V. Bouwbedrijf H„ Fick. Alle raadsleden hebben in de loop van deze week een brief ontvangen van een aantal bewoners van de Doenradestraat, waurin -dezen hun bezwaren uitspreken tegen de hoogbouw die zij voor hun deur krijgen. Ik kan met deze bewoners van de Doenradestraat niet van mening verschillen en ik vind het evenals zij een slecht plan om in een buurt met eengezins woningen deze te laten overschaduwen door hoogbouw. Ook in het oor spronkelijke bestemmingsplan was op deze plaats hoogbouw gedacht en naar mijn inzicht verschilt het nieuwe plan niet wezenlijk van het oude; beide wijzen hoogbouw aan. Aangezien het eerste bestemmingsplan echter al is goedgekeurd, is er geen aanwijsbare reden om dit bestemmingsplan af te keuren, maar wel wil ik zeggen dat ik beide plannen slecht vind in deze situering. De enige mogelijkheid om nog wat verbetering in de situatie te brengen zou zijn de parkeermogelijkheden voor de omwonenden zo acceptabel mogelijk te maken, opdat het hun bespaard wordt dat zij auto's van anderen voor hun neus krijgen. Wij dringen er bij deze gelegen heid dan ook op aan er in het vervolg rekening mee te houden dat de parkeervoorzieningen voor de bewoners van de Doenradestraat zo aan trekkelijk mogelijk zijh. De heer SPANJER: Ik wil enkele opmerkingen maken over hetzelfde onderwerp. Ook ons is bekend dat door een aantal bewoners van de Doen radestraat bezwaar is gemaakt tegen deze flatbouw. Onder punt 2 f heb ben wij trouwens kennis kunnen nemen van de in deze gevoerde corres pondentie. Het is mij echter ook bekend dat wethouder van Dun een ge sprek heeft gehad met een woordvoerder van deze bewoners, welke hij bij deze gelegenheid duidelijk heeft gemaakt dat de te zijner tijd te verlenen bouwvergunning losstaat van de verkoop van de grond. De nor male procedure voor het indienen van bezwaarschriften blijft voor de belanghebbenden bestaan. Tot zover zou ik weinig aanleiding hebben om over dit punt het woord te voeren, ware het niet dat deze belanghebbenden in feite ook bezwaar hebben tegen de verkoop van de grond op dit moment. De grond nu niet verkopen zou mogelijk zijn, wanneer de raad bijvoorbeeld zou kunnen besluiten het bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat er geen flats komen. Afgezien echter van de stedebouwkundige bezwaren tegen een dergelijke wijziging is er een ander en belangrijker argument om de verkoop nu niet tegen te houden. Immers, de procedure voor de ver koop van deze grond is rechtstreeks een uitvloeisel van het bestaande en goedgekeurde bestemmingsplan, waarin op deze plaats flatbouw is ontworpen. Nu deze procedure bijna is afgerond, zou het ophouden van de verkoop een inbreuk betekenen op de rechtszekerheid van de koper. Bovendien zou een dergelijke handelwijze gevolgen hebben voor de toekomst, omdat bouwers en exploitatiemaatschappijen hierin gemakkelijk aanleiding zouden kunnen zien om Breda te mijden. Onze conclusie is dan ook dat de nu voorgestelde grondverkoop in ieder geval moet doorgaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 876