877
17 DECEMBER 1970
De heer VAN MERKOM: Ook onze fractie heeft van de bewoners
van de Doenradestraat het verzoek ontvangen de hoogbouw niet te
laten doorgaan. Wij hebben uitgebreid gediscussieerd over de vraag
of dit het juiste moment is om bezwaren tegen de voorgestelde be
bouwing in te dienen. Het lijkt ons niet juist de grondverkoop nu tegen
te houden, omdat deze losstaat van de eventuele bebouwing. Het is
wellicht wel wenselijk, zoals ook in de afdeling voor openbare werken
is gesteld, nu en in de toekomst over de uitvoering van bouwplannen
meer contact te hebben met de bewoners en de omwonenden, deze
procedure die in feite helemaal onderzocht zou moeten worden met
betrekking tot alle uitbreidings- en bestemmingsplannen. Wij achten
het op dit moment niet noodzakelijk de grondverkoop tegen te houden.
De heer FROGER: De grondverkoop is vroeger altijd geregeld door
de afdeling voor volkshuisvesting, waarbij ook de afdeling voor ruim
telijke ordening bij was betrokken. Nu deze afdelingen zijn gesplitst
zou ik er, zoals ik ook in de afdeling heb gedaan, nog eens op willen
wijzen dat de verkoop van grond tevoren dient te worden bezien in de
afdeling voor ruimtelijke ordening en daarna in de afdeling voor volks
huisvesting, omdat dit zeer nauw verweven is met de planologische
opzet.
di H
Wethouder VAN DUN: Mevrouw van Nes en de heren Spanjer ea
van Merkom hebben bezwaren tegen het voorstel zoals dat strikt for
meel voor ons ligt tot verkoop van grond aan het bouwbedrijf Fick.
Het zou echter een te formele opstelling zijn van het college daarbij
niet het gehele plan dat daar ongetwijfe ld op den duur toch gereali
seerd zal worden in deze discussie te betrekken, tenzij deze bouw
tegengehouden wordt door bezwaren die door gedeputeerde staten als
reëel worden erkend. Genoemde sprekers hebben zelf al gedeeltelijk
antwoord gegeven op de bezwaren die zij hebben aangevoerd. Het is
misschien verstandig de film nog even terug te draaien en te kijken
wat er aan de hand is.
Op 13 november 1962 is de grond aan de Doenradestraat aan het
bouwbedrijf Fick in optie gegeven. In de loop der tijd is geprobeerd
daar geïnteresseerden voor te vinden om daar een bouwproject te reali
seren dat enerzijds stedebouwkundig aanvaardbaar is en die anderzijds
kan worden ingepast in de bestaande woningbehoefte in Breda. Daarbij
zijn er nogal wat moeilijkheden geweest. Er is een aantal voorstellen
gedaan om een en ander te doen realiseren, maar steeds zijn die weer
afgefietst op stedebouwkundige, esthetische en andere bezwaren. Ik geef
toe dat in het plan Ijpelaar 1962 een gedachte is neergelegd die inder
daad niet doet denken aan hoogbouw, maar wel hoogbouw is van globaal
eenzelfde hoogte en eenzelfde omvang als van het project dat nu aan
de orde is, echter in drie gescheiden woongedeelten. Deze drie woon
projecten stonden in een soort L-vorm, met de korte poot van de L
vrij dicht bij de Doenradestraat. Inmiddels is er een bouwproject in
gediend waarvoor bouwvergunning is aangevraagd en dit bouwproject --
ik wil dat graag onderstrepen - -is weliswaar niet uniek, maar het
biedt toch een prettig aanzicht. Het kan mijns inziens stedebouwkundig