879
17 DECEMBER 1970
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Met de parkeervoorzieningen waarover
ik het had bedoelde ik inderdaad de auto's van bezoekers, dus niet van
de bewoners zelf omdat ik wel weet dat daarvoor parkeergelegenheid be
staat. Er worden natuurlijk ook parkeerders van buitenaf aangetrokken.
In de tweede plaats worden wij nogal eens geconfronteerd met moei
lijkheden met beleggers. Het schijnt heel moeilijk te zijn beleggers te
interesseren en ik vraag mij dan ook wel eens af of die bestemmingsplan
nen niet van een zodanig matige kwaliteit zijn dat de beleggers er niet
zo "happig" op zijn. Over deze vraag zal ik later graag nog eens dis
cussiëren. Het plan voor deze flats wordt door de wethouder voorgesteld
als zijnde zeer acceptabel en riant, dat viel ook wel uit de tekeningen
op te maken. Wanneer men echter het lapje grond in aanmerking neemt
waarop een en ander gerealiseerd moet worden, kan men zich afvragen
of het op die plaats ook nog wel zo aantrekkelijk zal zijn. Ook dat is een
bezwaar dat ik tegen deze bouw op dit stukje grond heb.
De heer VAN MERKOM: De wethouder heeft al gezegd dat het wense
lijk zou zijn een bepaalde vorm van informatie aan de buurtbewoners
te verstrekken. Aansluitend hierop zou ik graag nog een algemeen punt
willen stellen. Er kunnen, nadat een uitbreidingsplan is vastgesteld, jaren
verlopen voordat het gerealiseerd is. Mijn vraag is in hoeverre er in de
toekomst een voortgangscontrole dient te zijn, om een dergelijke uit
breidingsplan aan de nieuwste eisen en inzichten aan te passen. Ik meen
dat dit een uitvloeisel is van het feit dat een reeds lang geleden vast
gesteld bestemmingsplan misschien moeilijkheden kan opleveren omdat
nu in deze tijd wellicht andere eisen zijn ontstaan.
Wethouder VAN DUN: Mevrouw van Nes en ik hebben elkaar in eerste
instantie goed begrepen: het gaat inderdaad niet om de auto's van de
bewoners, maar om de auto's van bezoekers, leveranciers, enz. Ik heb
haar reeds toegezegd dat de verkeerspolitie nauwlettend op deze zaak
zal toezien en dat er zonodig maatregelen zullen worden getroffen opdat
de bewoners van de Doenradestraat aan de overkant zo weinig mogelijk
overlast ondervinden.
Meer problemen heb ik met haar opmerking over de beleggers in het
algemeen, maar ik heb begrepen dat zij dit punt in een ander verband
en op een ander moment aan de orde wil stellen. Het enige wat ik op dit
moment kan zeggen is dat men, wanneer men spreekt over beleggers in
relatie tot bestemmingsplannen, niet moet vergeten dat het niet altijd
evident is dat de beleggers en de gemeentelijke overheid dezelfde doel
stellingen hebben bij ae realisering van een bestemmingsplan. Misschien
zit daarin een discussiemogelijkheid waarin een compromis opgesloten
ligt. Ik vind het echter prettig dat mevrouw van Nes zegt dat wij daar
wellicht eens in de afdeling of op een ander moment uitgebreider over
kunnen spreken. Het verheugt mij dat zij het bouwplan acceptabel vindt.
Wanneer zij zegt dat het misschien minder esthetisch verantwoord is
wanneer het wordt gerealiseerd op dit stukje grond, staat daar tegenover
dat de stedebouwkundige van mening is dat dat wel het geval is en dan is
het natuurlijk moeilijk om uit te maken wie gelijk heeft. Volgens de