17 DECEMBER 1970 880 stedebouwkundige afdeling van de dienst van openbare werken is dit een verantwoord en zelfs fraai project, waarbij wij echter, nogmaals, niet voorbij moeten gaan aan de emotionele bezwaren van de bewoners van de Doenradestraat. De heer van Merkom toont zich tevreden met het idee van informatie aan de wijkbewoners, terwijl hij daarnaast stelt dat voortgangscontrole op een bestemmingsplan een goede zaak zou zijn. Ik geloof dat deze opmerking zeer terecht is, onder één voorwaarde, namelijk dat de heer van Merkom het met mij eens kan zijn dat die voortgangscontrole dan moet geschieden vanuit verschillende gezichtspunten. Het gaat name lijk niet alleen om de schoonheid van de stad, er zijn ook andere zaken aan de orde. Als de heer van Merkom en ik elkaar op dit punt kunnen vinden vind ik het een lofwaardig idee. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voor stel van burgemeester en wethouders besloten. 21. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET AAN GAAN VAN OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE DE VERWERVING VAN ONROEREND GOED. 22.VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE SCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR EEN TIJDELIJKE UIT? BREIDING VAN DE KANTOORRUIMTE VAN DE DIENST VAN GE MEENTE BEPLANTINGEN. 23.VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET AAN GAAN VAN DE DEFINITIEVE HUUROVEREENKOMST MET DE STICHTING NEDERLANDS WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT VOOR TOERISME (N. W. I. T.VOOR HET PAND HAAGWEG 21. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achter eenvolgens overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wet houders besloten. 24.VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT UITGIFTE IN ERFPACHT VAN GROND GELEGEN AAN DE JAN KLAASSENSTRAAT AAN DE DR. JOHANNES KARDINAAL DE JONGSTICHTING. De heer JANSEN: Is de plaatsing van het instituut van de Dr. Johannes Kardinaal de Jongstichting in een omgeving waar reeds meerdere instituten van gelijke aard zijn gevestigd verantwoord? Moeten wij niet voorkomen dat een bepaalde wijk op dit gebied onnodig wordt overbelast? Een betere spreiding over de stad lijkt mij uit sociale overwegingen vereist. Wethouder VAN DUN: Ik kan hierop slechts antwoorden dat mijn col lega's, de raad, ikzelf en de Dr. Johannes Kardinaal de Jongstichting blij zijn dat deze grond ter beschikking komt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 880