901
17 DECEMBER 1970
van de gehele mens. Dit geschiedt in dit vak op geheel eigen wijze
door beeldende, visuele en tactiele middelen. Het heeft een duide
lijk verband met de intellectuele en verbale ontplooiing, waardoor
nieuwe kansen worden gecreëerd voor de verbaal achtergeblevenen,
een probleem dat momenteel in het onderwijs zeer sterk in de be
langstelling staat. Het feit dat wij met dit voorstel komen impliceert
dat wij grote waarde hechten aan de invoering van dit vak op onze
openbare scholen. De creatieve vorming is geen vrijblijvende zaak,
maar dient volledig te worden geïntegreerd in het werk op de scholen.
Daarom dienen er ook vakbekwame mensen te komen die hiermee
kunnen worden belast. Her is mij uiteraard bekend dat er op onze
scholen krachten zijn die uitstekend begeleiding geven in dit vak,
maar een nog groter aantal heeft het gewoon niet in de vingers.
Voor de integratie is het van belang dat het onderwijs door specia
listen wordt gegeven. In de nieuwe wet op het basisonderwijs zal dit
dan ook vigerend worden geregeld. Voor V. W.O.H. A.V. O. en
M. A. V. O. is het zelfs in het eindexamenprogramma opgenomen.
Het is mij bekend dat de bijzondere scholen in het kader van
de norm van anderhalf uur per wettelijk verplichte leerkracht vak
leerkrachten kunnen aantrekken en zich niet gebonden behoeven te
voelen aan lichamelijke oefening en handwerken. Dit schijnt echter
niet algemeen bekend te zijn. Daarnaast zijn er schoolbesturen die
zich in allerlei bochten moeten wringen om met het beschikbare
aantal vakuren op een redelijke manier dit deel van het onderwijs
te regelen. De openbare scholen hebben geen keus; zij mogen alleen
gymnastiek- en handwerkleerkrachten aantrekken. Het komt mij voor
dat ook bij de hoofden van de openbare scholen de wens leeft vak
leerkrachten handenarbeid in de teams te kunnen opnemen.
Met het preadvies dat wij van het college hebben ontvangen kan
ik mij volledig verenigen. Ik vind het een redelijke zaak en ik ben
er erg gelukkig mee dat het de totaliteit van het vakonderwijs ntder
in zijn overwegingen wil betrekken; misschien komt er dan zelfs wel
meer uit dan alleen handenarbeid. Het college schrijft dat, indien het
overleg daartoe aanleiding geeft, de raad tijdig voor het begin van
het schooljaar 1971-1972 een voorstel tegemoet kan zien. Ik heb
goede hoop dat dit voorstel er zal komen, maar ik wil het college
verzoeken de raad toch te informeren over het resultaat van de be
sprekingen met de hoofden van de openbare scholen.
Wethouder BROEDERS: Om met het laatste te beginnen, ik kan de
toezegging doen dat die informatie zeker zal worden verstrekt. De
formulering is zodanig gekozen dat, als er aanleiding is het vak
handenarbeid in te voeren, de raad een voorstel zal worden gedaan.
Ik zal de raad echter zeker informeren over het overleg en over de
opvattingen die daarin in totaal aan de orde komen.
Ik wil niet te diep ingaan op de motivering die de heer Schoen
makers heeft gegeven, omdat dit een behandeling zou vergen van de
problematiek van het onderwijs op een breed vlak en op vele ter
reinen, namelijk van hetgeen bij een deel van het basisonderwijs
en bij de vernieuwing van het basis-onderwijs duidelijk aan de orde is.