911
17 DECEMBER 1970
De heer VAN CAULIL: Ik geloof dat ik wordt uitgenodigd om ook
iets te zeggen, dat zal men ook wel van mij hebben verwacht. Om
te beginnen moet ik zeggen dat het fijn is te kunnen vaststellen
dat er zoveel belangstelling is voor de wijk Princenhage en als
iedereen oprecht meent wat hij zegt ben ik heel gelukkig met die
opmerkingen, Jaren geleden heb ik het college er al op gewezen dat
Princenhage ontvolkt en wegkwijnt, maar het is pijnlijk te moeten
constateren dat men in plaats van hulp te bieden bezig is aan de
boedelverkoop, het is gewoon verschrikkelijk zoals men hier zit
te praten. In plaats van hulp te bieden aan Princenhage om dat
gene van de grond te brengen wat nodig is, zitten wij hier te bakke
leien over de verkoop van het gemeentehuis, een gemeentehuis dat
totaal ongeschikt is voor de doeleinden waarvoor men het wil ge
bruiken. Het is treurig dat dit mogelijk is. Met de inzet ben ik het
volledig eens, alleen vind ik het jammer dat deze mensen zich in
zetten voor dingen die onmogelijk zijn voor de gemeenschap. Wij
moeten toch redelijk blijven!
Bij een andere gelegenheid heb ik ook emotioneel gesproken en
toen heb ik gezegd: "Laat men Princenhage dat gemeentehuis toch
laten houden!". Ik heb daarmee bedoeld dat het iets is waarvoor
wij ons kunnen verzamelen. Het gaat om de entourage, wij kunnen
het niet missen, wij hebben het nodig voor verschillende activiteiten.
Ik zou dan ook willen vragen het uiterlijk met de trappen, die enr
tourage voor Princenhage te bewaren. Niet alleen met Sint Nicolaas,
maar ook bij andere gelegenheden verzamelen zich de Princenhagers
op dat pleintje.
Wanneer wij echter denken aan het interieur van dat geval en
wanneer de heer Gielen zegt dat er een ingang kan worden gemaakt
aan de achterkant, dan vraag ik mij af of hij ooit in het gebouw
is geweest. Een kelderwoning is het, meer niet! Met daarboven
ruimten die voor totaal andere dingen ingericht zijn. Wanneer men
zou willen komen tot een soort inrichting van het gebouw, dan moet
men toch minstens denken aan het aanbrengen van een garderobe,
toiletten en een keukenaccommodatie, maar als men dat doet is
het op! Meer ruimte is er niet! Het is totaal onmogelijk er iets
te creëren wat sommige mensen voor ogen staat. Steeds weer hoort
men "wij willen dit, wij willen dat", ja, men wil dat alleen omdat
men zijn zin wil doordrijven!
Wie de toestand in Princenhage goed kent, weet dat er een grote
ruimte-biedende gelegenheid is in oe Doelen. Wij noemen dat net
patronaat, het staat er al tientallen jaren. Daarna heeft men kans
gezien tussen het gemeentehuis en de voormalige pastorie een soort
jongelingshuis te krijgen, een ruimte voor de jeugd. Toen het St.
Vincentiuslokaal vrij kwam op het kerkterrein heeft men ook dat
de bestemming gegeven van ruimtebiedende gelegenheid. Toen het
klooster werd ontruimd -- een heel klooster! -- werd dit ook ruimte-
biedende gelegenheid, evenals de ruimte van de land- en tuinbouw
school. Zou men deze mensen vragen welke vereniging in Princenhage
geen onderdak heeft -- ik heb het niet over het kerkkoor, want dat
hoort in de kerk thuis -- dan ben ik er van overtuigd dat zij er niet