17 DECEMBER 1970 912 één kunnen noemen. Men heeft een enquete gehouden in heel Prin- cenhage, maar men had bij de verenigingen moeten zijn, men had de verenigingen moeten vragen of zij tevreden waren met hun ruimte. Er is niet één vereniging met name te noemen die gevraagd heeft om een ander onderdak. Ik zit hier als Princenhager die de belangen van zijn wijk wil dienen met hemelhoge moeilijkheden. Ik zou die activiteiten zo graag willen belonen, want ik vind het fantastisch, maar dan toch niet op déze manier. Dit is gewoon een doorzetten tegen beter weten in. Het is totaal ongeschikt, het is te ongunstig gelegen en er is geen behoefte aan. Ik geloof dat ik hiermee heel duidelijk ben ge weest. Wat.de prijs betreft zit ik ook nog met een moeilijkheid. Wan neer wij met een gegadigde in onderhandeling zijn en een ander komt met een hoger bod, dan vind ik dat een onzedelijke handel wijze. Dat zijn wij in de handel niet gewend. De normale fatsoens norm is dat wanneer twee partijen in onderhandeling zijn, men daar buiten blijft. Die norm kent iedereen in de handel, maar hier schijnt het schering en inslag te zijn. De heer FROGER: Het is in het geheim verkocht! De heer VAN CAULIL: Ik heb niet gehoord wat de heer Froger zei. Ik vind het trouwens niet zo belangrijk, dus het is niet erg. Ik heb getracht duidelijk te maken dat ik blij ben met de be langstelling voor Princenhage. Laat men zo doorgaan en die belang stelling blijven tonen, want er zal nog heel veel moeten gebeuren. Laat men de mensen bij elkaar brengen en ze helpen in de moei lijkheden, maar laat men ophouden met deze onzin van boedel verkoop. De heer BARIJ: Ik kan deze zaak kort en zakelijk benaderen. Een half uur voor het begin van deze raadsvergadering heb ik een brief ontvangen van Schreuder Woningbureau, gericht aan de raad van de gemeente Breda. Als raadslid acht ik mij gehouden deze brief op uw tafel te deponeren. Deze brief luidt als volgt: "Edelachtbare heren. Namens een nader te noemen principaal doe ik u hierbij een bod van 69. 000, op het voormalige gemeente huis van Princenhage, op de voorwaarden genoemd in bijlage 454, behorende bij het voorstel gedaan aan de gemeenteraad, genum merd V/48515. Deze principaal wil dit pand kopen voor zelfbewoning met zijn gezin. Ik had daar verder niets aan willen toevoegen, maar na de woor den van deheer van Caulul heb ik daar toch wel behoefte aan. Naar mijn mening is iedere burger die kennisgenomen heeft van de voor genomen verkoop, gerechtigd daarop te reageren en daar op deze wijze op te reageren. Ik kan daar niets onzedelijks in zien. Deze reactie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 912