17 DECEMBER 1970 920 p Wethouder VAN DUN: De heer Froger heeft verder gesproken en over de enquete. Het is de heer Mans en mij onduidelijk, ondanks want het feit dat wij ook waardering hebben voor de enquete. Wij zijn ge- m altijd bereid élke actiegroep te ontvangen, maar wij zoeken steeds k naar de representativiteit van de groep zelf en dat is de moeilijk st heid. Tot dusverre heeft men die het college niet duidelijk kunnen maken. Wanneer de heer Froger stelt dat er in de gehele uitbreiding r- van Princenhage geen rekening is gehouden met gemeenschapsvoor- ik zieningen, dan mag ik hem antwoorden dat in het plan Princenhage- weet Noord en zelfs in het plan Princenhage-West duidelijk mogelijkheden en aanwezig zijn om daarin te voorzien. Ik meen echter te moeten stellen dat ik niet oprecht zou handelen ten opzichte van de raad wanneer ik zou zeggen: er kómt een gemeenschapshuis in Princenhage-Noord of West. Eerder deze avond heeft men de visie van wethouder Mans kunnen horen op gemeenschapshuizen en het zal duidelijk zijn dat, i wanneer daar een wijk gevormd wordt die intens bewoond gaat wor den en die naar de eisen des tijds een gemeenschapshuis nodig heeft, de raad en het college straks de prioriteit zullen moeten vaststellen erd van het een of het ander. Dan komt aan de orde of men bereid op is geld te voteren voor een gemeenschapsvoorziening in Princenhage. Ik kan niet verder gaan dan te zeggen dat de ruimte en de mogelijk- e heid aanwezig is, maar het zou niet edel zijn van het college te en zeggen dat het er komt. Het is een zaak van raad en college samen een- om op dat moment de prioriteit te bepalen. Dat de heer Froger via ge- interessante wegen kennis heeft genomen van een televisieuitzending ip van vanavond vind ik prettig. Zonder ruggespraak met mijn collega zij Mans en zonder de overige leden van het college erin te hebben gekend meen ik te mogen zeggen dat het uiteraard de taak is van het college om, wanneer die experimenteermogelijkheid er is, daarvan rd. op een duidelijke manier gebruik te maken, lerkt De heer van Merkom heeft namens zijn fractie gezegd dat an de behoefte die in Princenhage zou bestaan niet is aangetoond. Dat is een duidelijke uitspraak, maar ik meen dat hij en zijn fractie dit met een ander probleem zitten, waarop ook de heer van Os en de op heer Crul of de heer Spanjer op hebben gedoeld, namelijk: hoe handelt de gemeente wanneer een aantal feitelijkheden is uitge schakeld en men komt tot verkoop van objecten zoals hier vanavond ijn aan de orde is. Moet er dan onderhands worden verkocht? Daarbij is een aantal nogal nare opmerkingen uit de raad gekomen. De inter ruptie van de heer Froger heb ik niet helemaal verstaan, maar ik meen dat hij het woord "geheim" gebruikte. Ik wil hier heel duidelijk stel len dat hier niet in het geheim verkocht is. Wanneer Oomes en 3o- gaert zich aandient als koper, wordt Oomes en Bogaert op dezelfde manier behandeld als ieder ander, dat heeft geen enkel geheim nodig. De heer van Merkom zit nog met een andere moeilijkheid: hoe moet het college handelen bij de verkoop van objecten als het onderhavige? Moet het onderhands verkopen, waarbij er vragen kun nen rijzen over de prijs,of moet het via een openbare veiling of iets dergelijks? Ik kan mij voorstellen dat men tot deze vraag komt, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 920