921
17 DECEMBER 1970
men moet wel bedenken dat er, ook als het openbaar via een veiling
of bij inschrijving wordt verkocht, rekening moet worden gehouden
met de beperkingen in de verkooppolitiek van de gemeente die ik
heb genoemd. Wij willen namelijk weten wie erin komt, wij willen
zekerheid hebben over het gebruik, kortom, wij willen een aantal
garanties waardoor er toch al iets van de openhaarheid van die ver
koop wordt afgeroomd. Ik geloof toch dat het de taak is van het
college de zaak binnen bepaalde kaders te houden. Iets anders is
het of er een methodiek kan worden gevonden binnen deze beper
kingen om tegemoet te komen aan het verlangen van de heer van
Merkom en zijn fractie. Ik meen dat ik de heer van Merkom na
mens het college kan toezeggen dat het college bereid is mee te
denken over een bredere mogelijkheid van verltoop dan in het onder
havige geval misschien is gebeurd, dus dat wij ons in methodiek
willen verbreden binnen de spelregels die ik heb aangeduid. Ik kan
hem toezeggen dat het college bereid is vanuit dit beginsel samen
met de raaasafdeling voor openbare werken een methode op te stellen
om deze zaken in ae toekomst in een breder verband te benaderen.
De opmerking van de heer Gielen dat het gebouw wel ge
schikt is voor gemeenschapsactiviteiten heb ik al gedeeltelijk beant
woord door erop te wijzen dat dit niet het geval is. Hij stelt voorts
dat er in Princenhage-Noord en West geen rekening is gehouden met
mogelijkheden voor dergelijke activiteiten. Ten aanzien daarvan
heb ik reeds uitgelegd dat dit zeker wel het geval is. Ook heeft hij
moeite met de prijs van 60.000,--. Ik heb al duidelijk gemaakt
dat het niet in eerste instantie om die prijs gaat, maar veel meer
om wat daar nog bovenop komt. Met een opknapbeurt legt men
geen nieuwe betonconstructie in de kelder. Wat de, misschien wat
kreterige, opmerking van de heer Gielen betreft dat voor restauratie
geld beschikbaar is heb ik duidelijk gemaakt dat wij daarvoor voor
1972-1973 niets te verwachten hebben en dat dan nog alleen maar een
deel van de trap aan de orde komt.
Hiermee kom ik aan de heer van Os, die dit een onbegrijpelijk
voorstel noemt. Ik kan wel met hem meevoelen, maar ik hoop met
de informatie die ik heb gegeven begrip bij hem te hebben kunnen
wekken. Wat de openbare verkoop betreft wil.ik tegen de heer van Os
precies hetzelfde zeggen als tegen de heer van Merkom, evenals over
de prijs van 60.000,--, terwijl ik ook herhaal ten aanzien van de
vraag of het wel of niet geschikt is dat het programma van eisen
niet toestaat dat het pand wordt gebruikt als gemeenschapsvoorziening.
De heer van Os merkt verder op een bewogen pleidooi te heb
ben gehoord voor die gemeenschapsvoorzieningen en zegt daarna dat
zo er ooit democratisch gehandeld dient te worden, het wel deze
avond is en dat wij de belangen van Princenhage moeten erkennen.
Het is niet aan mij een betoog over democratisering te houden, ik
geloof dat ik daar ook helemaal niet toe in staat ben; de heer van
Os kan dat waarschijnlijk veel beter. Persoonlijk zou ik echter wil
len zeggen dat het college, wanneer het algemeen belang van de
gehele leefgemeenschap staat tegenover een deelbelang in die ge
meenschap, niet zonder meer democratisch handelt wanneer het