92 12 FEBRUARI 1970 Wethouder GIELEN: Ik geloof niet dat dit een zaak is van de raad. Dit is een beslissing die moest worden genomen door het college en niet door de raad. De raad kan op die beslissing natuurlijk kritiek uitoefenen en via deze mededeling heeft de raad ook de gelegenheid zich vanavond daarover volledig uit te spreken, van welk recht ook de heer Woestenberg natuurlijk en begrijpelijk gebruik heeft gemaakt. De heer WOESTENBERG: Dat was niet de kernvraag! Wethouder GIELEN: Hij heeft ook gevraagd of D.A. T» schadevergoeding kan eisen. Ik meen te weten dat de directeur van de schouwburg inmiddels deze zaak met D.A.T. heeft geregeld, voor 50°]o van de aanvankelijk af gesproken prijs. Mevrouw van Mierlo heeft gesproken over de rechten van de mens en de conventie van Rome. Ik geloof niet dat ik daar verder op in behoef te gaan. De vraag van de heer Smit regardeert de burgemeester. De VOORZITTER: Er resteren zeker twee onderwerpen waarover ik mij verplicht voel iets te zeggen. In de eerste plaats zijn er vragen ge steld, opmerkingen gemaakt en bezwaren geuit omdat er niet voldoende overleg zou zijn gepleegd. Met name de heer van der Werff heeft dit ge zegd en ook door andere leden is gezegd dat het op zijn minst verstandig zou zijn geweest wanneer er overleg met het seniorenconvent had plaats gevonden. Ik heb niet helemaal begrepen wat de heer van der Werff be doelt, hij heeft gezegd dat het in nauw samenspel moet gebeuren met de raad en dat deze manier bepaald contraire is aan de opvattingen die ik in mijn nieuwjaarsrede heb gelanceerd. Ik wil hem er in dit verband aan her inneren dat ik in mijn nieuwjaarsrede duidelijk heb gedoeld op de betrokken heid van de bevolking bij het bestuur van de stad, waarbij ik een poging heb gedaan een aantal middelen aan te geven waardoor die betrokkenheid zou kunnen worden versterkt. Als concrete mogelijkheid heb ik in dat ver band genoemd de toepassing van artikel 61, de openheid van de verslaggeving van de afdelingen en enkele andere zaken, waarvan ook deze agenda -- die overigens niet verder in behandeling zal kunnen komen -- blijk van geeft. Ik heb dat niet begrepen en ik ontken ook dat er met bepaalde delen van deze raad wel overleg zou zijn gepleegd. Daar hoort vanzelfsprekend bij de opmerking van de heer von Schmid dat het vrij nutteloos is erover te praten, omdat de besluitvorming toch al van tevoren vaststond. Wij wisten, zoals gezegd, dat de meerderheid van de raad achter ons stond. Over de inschakeling van het seniorenconvent zou ik een enkele op merking willen maken. Afgezien van de vraag of er in de periode waarin dit zich afspeelde gelegenheid was met de seniores te overleggen, geloof ik dat een dergelijk overleg tussen het college van burgemeester en wet houders, dat zijn eigen verantwoordelijkheid en zijn eigen taak in dezen heeft, en de seniores de zuiverheid van de discussies niet zou hebben be vorderd. Ik geloof zelfs dat er een gerede kans zou zijn geweest dat dit de verdeeldheid versterkt had. Men kan niet van een college -- en helemaal niet van dit college -- verwachten dat het zich op voorhand verzekert van bepaalde opvattingen in de raad. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 92