927 17 DECEMBER 1970 met de fractie fris willen bekijken. Ik wil mij in tweede instantie toch wel aansluiten bij de woorden van de heer van Banning, omdat de argumentatie ook in onze fractie toch wel wat moeilijkheden heeft gegeven. Het was praktischer geweest als het college een duidelijker overzicht had gegeven van de criteria die aan wijkgebouwen dienen te worden gesteld en van de enorme afwijking van die criteria die bij dit gebouw te constateren is, waardoor het ongeschikt is. Ook de ar gumentatie aan het slot van het preadvies met de verwijzing naar de brief van de rijksdienst voor Monumentenzorg kwam ons wat be vreemdend voor, terwijl ook de gebruikte taal in het stuk zodanig is dat een onbevangen raadslid bij lezing eigenlijk alle kanten daar mee uit kan. Ik noem maar een woordkeus als "minder opportuun" in de op een na laatste regel van de eerste pagina. Daar kan "meer opportuun "toch gemakkelijk tegenovergesteld worden. Wij hebben ons in de fractie bezondigd aan dezelfde analyse die blijkbaar ook in het college heeft plaatsgevonden en die afwijkt van de uitlating van de heer Gielen in eerste instantie, waar deze stelde dat er "het een en ander aan het gebouw zou moeten ge beuren". Via onze achterban hebben wij toen door experts een kleine calculatie laten opmaken, die natuurlijk een voorlopig karakter had, en daarbij kwamen wij zelfs nog iets hoger uit dan de wethouder,. Hij haalde alles bij elkaar de twee ton namelijk niet en wij kwamen wel aan dat bedrag. De heer VON SCHMID: Geeft het hem maar! De heer VAN DER WERFF: Ja, wij rekenen ruim! Wij kwamen dus op een investering van twee ton, plus de kos ten van een staf die het gebouw zou moeten exploiteren. Wij maakten ons daarover wel zorgen in het fractieberaad, want het was toch een grote som geld voor een betrekkelijk gering aantal inwoners van Breda, waarvan naar onze mening -- en ook naar de mening van het college, zoals ik uit de woorden van de wethouder meen te mogen opmaken -- een zekere verstoring van het evenwicht zou kunnen ontstaan, omdat dit zou moeten gaan ten koste van andere voorzieningen elders in onze gemeente. Wij hebben in ons beraad ook nog een andere overweging betrok ken die ons in eerste aanleg voor dit preadvies heeft doen aarzelen en ook dat aspect wil ik hier graag naar voren brengen omdat dit naar onze mening een belangrijk aspect is. Het gaat namelijk om de problematiek van het precedent. Het is denkbaar dat er binnen niet al te lange tijd een uitbreiding van het grondgebied van Breda plaats vindt. Het college moet zich goed realiseren dat al die groepen men sen, die nu voor een deel in oude verbanden buiten de huidige ge meentegrens wonen, wanneer zij worden opgenomen binnen die ge meentegrens verwachtingen koesteren ten aanzien van dit stadsbestuur, van die totaliteit. Het college moet dus wel bedenken dat er een, ik zou bijna zeggen, morele verplichting bestaat om die mensen zo

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 927