17 DECEMBER 1970 930 Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil heel kort even ingaan op het betoog van de heer van der Werff, in het bijzonder op wat hij heeft gezegd over de verwaarlozing van oude kernen, als ik het zo in het kort mag zeggen, want dat is iets waar wij vreselijk bang voor zijn. Wij zien het nu ook in Princenhage gebeuren: er komt een kantoor in een oud gebouw in de dorpskern en dat betekent een stukje afsterven van die kern. Dit is een waarschuwing voor andere oude dorpskernen in de buurt, dat het daar ook zal gebeuren. De heer van der Werff heft een waarschuwende vinger op, maar wie zegt dat het daar niet prec; ,s zo zal gaan en dat men dan niet weer zal zeggen: "nee, .voners van die oude dorpskern, wij doen het maar niet want het is niet geschikt. Dat is een argument dat mij niet aanspreekt. Ik zou nog heel veel kunnen zeggen over de opmerking van de heer van der Werff dat wij de gekozenen zijn. Dat is voor mij juist een reden om te zeggen dat wij voor die kem een spreekbuis willen zijn, want daarvoor zitten wij hier. Wij zijn gekozen om het belang van die gemeenschap te behartigen. De heer VAN DER WERFF: Ik wil bij interruptie opmerken dat mevrouw van Nes mij toch verkeerd verstaan heeft. Ik meen name lijk dat men als lid van de gemeenteraad hier zit voor alle burgers van Breda en niet alleen als spreekbuis voor een groep. Wij moeten de belangen tegen elkaar afwegen. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Voor mij persoonlijk geldt die overweging in dit geval temeer omdat er, zoals de wethouder heeft gezegd, tekortkomingen zijn geweest in de communicatie. Daardoor is er van die procedure van inspraak van de bevolking niets terecht gekomen. Ik wil dan ook graag meegaan met de opmerking van de heer van Os de verkoop uit te stellen en een wezenlijke confron tatie totstandbrengen met wat er in Princenhage leeft door middel van een hearing. De heer CRUL: Er is een aantal punten in het antwoord van de wethouder waarover ik nog iets wil zeggen. De wethouder heeft het onder andere gehad over de representativiteit van de groep die met hem en wethouder Mans heeft gesproken, waarbij hij zich afvroeg of die groep wel voldoende inhoud heeft. Dit punt is in onze fractie ook aan de orde geweest, maar wij hebben dat toch niet als belang rijk aangemerkt. Wij vinden dat ook op het punt van de gemeen schapsvoorzieningen het college een duidelijke verantwoordelijkheid draagt en dat het wanneer zich een groep aandient, ook al is die niet zo representatief, een nader onderzoek moet instellen naar de mogelijkheden van dit gebouw en de betekenis daarvan voor Princen hage. Het verheugde mij van de wethouder te horen dat men in Princenhage tenminste aan de minimumeisen toe is. Het is prettig dat te horen, maar aan de andere kant is het toch ook weer niet zo best. Wanneer ergens wordt voldaan aan minimumeisen moet men ervoor zorgen dat daar iets bovenop komt, zeker in deze tijd en dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 930